klinisch redeneren in het ziekenhuis

Klinisch redeneren in het ziekenhuis
1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Klinisch redeneren in het ziekenhuis

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de 6 stappen van klinisch redeneren toepassen op een casus uit het ziekenhuis.
  • De student benoemt het belang van klinisch redeneren in relatie tot de werkpraktijk
  • Je kunt beschrijven welke redeneerhulpmiddelen je kunt toepassen bij het stappenplan ‘Klinisch redeneren’ in het ziekenhuis.

Slide 2 - Slide

Klinisch redeneren

Slide 3 - Mind map

Klinisch redeneren
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse waarbij je je richt op de vragen en problemen van een individu en zijn naasten, in relatie tot ziekte en gezondheid.

Op methodische wijze eigen observaties en interpretaties koppelen aan medische en verpleegkundige kennis. Onderbouwen welke interventies jij inzet en welke interventies door betrokkenen ingezet moeten worden. De te ondernemen acties communiceren richting de juiste betrokkenen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Casus
Een zorgvrager is erg angstig voor kleine ruimtes. Hij moet een MRI-scan ondergaan en ziet hier heel erg tegenop. Als verpleegkundige wil je de zorgvrager graag helpen en ondersteunen bij het verminderen van de angst.
 

Slide 8 - Slide

Wat gebruik je hiervoor als hulpmiddel?
A
NIC
B
NOC
C
Beide
D
Beide niet

Slide 9 - Quiz

NIC versus NOC
NIC = Verpleegkundige interventies
NOC= verpleegkundige zorgresultaten
NANDA = Verpleegkundige diagnoses 
 

Slide 10 - Slide

Het Omaha system is een...
A
Verwijssysteem
B
Interventiesysteem
C
Declaratiesysteem
D
Classificatiesysteem

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van het Omaha System?
A
Het meten van de prestaties van de vpk door leidinggevende
B
Doorverwijzen van cliënten
C
Vastleggen zorgproces in duidelijke taal
D
Informatie over protocollen

Slide 12 - Quiz

Casus
Marjon, een ervaren verpleegkundige, is al een aantal jaar werkzaam op een afdeling. Er wordt een zorgvrager opgenomen met een ziektebeeld dat Marjon bekend is. Zij heeft al veel zorgvragers met dit probleem verzorgd. De zorgvrager is erg ziek en moet intensieve zorg krijgen.

Slide 13 - Slide

Wat zal Marjon in eerste instantie doen, om een inschatting te maken van de toestand van de zorgvrager?
A
Hulp vragen aan collega's
B
Analyse maken van de situatie
C
Gebruik maken van voorgevoel
D
Het bijbehorende protocol volgen

Slide 14 - Quiz

Casus
Bob, een verpleegkundige, werkt sinds kort op een afdeling. Hij is net afgestudeerd en dit is zijn eerste baan. Op de afdeling ligt een zieke zorgvrager die hij intensief moet verzorgen.

Slide 15 - Slide

Wat zal Bob doen, om een inschatting te maken van de toestand van de zorgvrager?
A
Hulp vragen aan collega's
B
Analyse maken van de situatie
C
Gebruik maken van voorgevoel
D
Het bijbehorende protocol volgen

Slide 16 - Quiz

Casus
Dhr. Kroezen is 81 jaar en hij is opgenomen op jouw verpleegafdeling met een waarschijnlijke hyponatriëmie. Hij is thuis ten val gekomen en heeft daarna twee dagen op de grond gelegen voordat een medewerker van de thuiszorg hem heeft gevonden. Dhr. was zijn alarmbel vergeten te dragen, zodat hij niet in staat was iemand in te lichten. Hij is de laatste tijd vergeetachtig. Gelukkig heeft dhr. Kroezen niets gebroken en heeft hij weinig pijn. Dhr. Kroezen is bekend met atriumfibrilleren, diabetes type 2 en hypertensie. Verder bevat zijn voorgeschiedenis: cataract en DM type II. Hij neemt de volgende medicatie: 1 x daags metformine 500mg, 1 x daags sintrom zoals voorgeschreven door de trombosedienst, 1 x daags metoprolol 100mg. Dhr. ligt sinds vanmorgen op de afdeling. Het valt je op dat meneer Kroezen verward is en klaagt over duizeligheid.

Slide 17 - Slide

Stap 1. 
Orientatie op de situatie
Opdracht stap 1
  • Wat houd stap 1 in?
  • Welke redeneermiddelen kun je gebruiken in stap 1?
  • Wat is de SBAR, MEWS en ABCDE methodiek?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vitale functies
Bloeddruk: 95/52 mmHg
Pols: 81 per minuut
Temperatuur: 36.6 C
Ademhalingsfrequentie: 12 per minuut
Saturatie: 96%
MEWS
AH = 0
HF= 0 
RR= 1
Bewustzijn= 1
Saturatie= 0
Ongerustheid = 1
Wat doe je als verpleegkundige?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Stap 2 klinische probleemstellingen
1. Gegevens ordenen (actueel en potentieel)
2. Formuleren hypothesen ( wat zou er aan de hand kunnen          zijn?)
3. Je legt verbanden tussen de problemen

Dyspneu, koorts, ophoesten groen sputum, pijn schouderbladen kunnen passen bij een longontsteking


Wat is de oorzaak van het probleem?
Welke aspecten van de voorgeschiedenis zijn belangrijk?1.



 

Slide 24 - Slide

Uitwerking stap 2
- Verwardheid
- Duizeligheid

Slide 25 - Slide

Stap 3.
Aanvullende onderzoeken en observaties

  • Heb je voldoende gegevens?
  • Welke aanvullende onderzoeken kun je uitvoeren?
  • Welke observatielijsten gebruik jij in de praktijk? Geef 4 voorbeelden

Slide 26 - Slide

Aanvullende onderzoeken
Verwardheid
- Bloedsuiker niet afwijkend (5.6)
- Hyponatriëmie
- delier?
Duizeligheid
- Bloedsuiker
- Bloeddruk
- Complicatie van val?

Slide 27 - Slide

Stap 4.
Verpleegkundig beleid bepalen


  • Beschrijf 'verpleegkundig beleid'.
  • Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruiken bij stap 4?

Slide 28 - Slide

PES 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Stap 5.
Het verloop monitoren

  • Wat houd stap 5 in?
  •  Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruikten bij stap 5?
  • Gebruik je stap 5 al wel eens in de praktijk?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Stap 6.
Reflectie
  • Wat houd stap 6 in?
  • Waarom is dit een hele belangrijke stap?
  • Welke reflectie hulpmiddelen kunt gebruiken? 

Slide 33 - Slide