14 jusqu'à 18 novembre 2022

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Les buts et planning
Aan het eind van dit lesuur..: 
1. kun je regelmatige werkwoorden op -er gebruiken
Planning:
Oefentoets maken (40 minuten)
Oefentoets samen nakijken (20 minuten)
Extra uitleg grammatica (20 minuten)
Spelletje als exit ticket (10 minuten)






Slide 2 - Slide

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).
We storen niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door de klas te gooien of dingen door de klas te schreeuwen)

Slide 3 - Slide

Oefentoets.....
Maak de oefentoets in stilte (40 minuten)
timer
40:00

Slide 4 - Slide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 5 - Drag question

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
je / j' (klinker of h)
jij
tu
hij
il
zij
elle
men/we (spreektaal)
on
wij (ik+jij+jij)
nous
u
jullie (jij+jij+jij....)
vous
zij (hij+hij of hij+zij)=ils
zij  (zij+zij....)
ils (mannelijk)
elles (vrouwelijk)

Slide 6 - Slide

avoir=hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 7 - Drag question

Avoir = hebben
Frans
Nederlands
j'ai
ik heb
tu as
jij hebt
il / elle  a
hij / zij /  heeft
on a
wij hebben
nous avons
wij hebben
vous avez
u heeft / jullie hebben
ils / elles ont
zij hebben

Slide 8 - Slide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 10 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
op ER tijd: présent
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 11 - Drag question

Le présent:

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Devoirs
Apprendre:
Vocabulaire E + F (p.53)
Grammaire H persoonlijk voornaamwoord p.48en werkwoord avoir (p.55)
Vocabulaire A+B (p.92)
Grammaire D: présent (p.95)

Slide 14 - Slide