Periodiek systeem der elementen FLEX NASK

Periodiek systeem der elementen 
FLEX NASK


1 / 7
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 7 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Periodiek systeem der elementen 
FLEX NASK


Slide 1 - Slide

Geschiedenis
Hoewel elementen zoals goud en zilver al eeuwenlang bekend zijn, bestaat het periodiek systeem pas sinds 1869 bedacht door de Rus Dmitri Mendelejev. Maar al voor die tijd werden de eerste pogingen gedaan voor het maken van zo'n systeem. 

In de prehistorie waren al vrij veel elementen bekend, alleen zag de mens ze toen niet aan voor elementen. De Grieken en Romeinen gaven dit pas echt aan als elementen.

 Het duurde tot 1669 tot er een nieuw element ontdekt werd, namelijk fosfor door Hennig Brand. De wetenschappelijke revolutie zorgde ervoor dat er allemaal nieuwe elementen ontdekt werden; natuurwetenschap was toen een rage.

Slide 2 - Slide

Hoe werkt het periodiek systeem der elementen?

Alle elementen staan in een eigen vakje. 
Elk element heeft een atoomnummer. Deze loopt van 1 t/m 118.
Daarnaast staat de scheikundige naam van het element op het vakje. Waterstof heeft de letter H en ijzer (Fe). De tweede letter is altijd een kleine letter.


Slide 3 - Slide

Is het een natuurlijk product?
Een vakje waarbij er haakjes om de atoomnummer staan zijn niet natuurlijk. Ze komen dus niet voor op aarde / in de natuur. Ze zijn gemaakt door de mens in een laboratorium.  Een uitzondering hierin zijn de stoffen Flerovium en Livermorium deze zin gemaakt in een laboratorium, maar komen ook voor in de natuur. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is een atoom?
 Een atoom heeft naast protonen ook elektronen. Elektronen zitten niet in de kern, maar cirkelen om de kern heen (wordt ook elektronenwolk genoemd). Je kunt het eigenlijk een beetje vergelijken als ons zonnestelsel. Een kern (de zon) met daarom heen elektronen (de planeten). Net als in ons zonnestelsel heb je bij een atoom elektronen die dichtbij de kern blijven en elektronen die ver van de kern verwijderd zijn. Ook dit verschilt per element. Je kunt om de kern denkbeeldige lijnen trekken. Elke lijn vormt een soort schil om de kern heen (de elektronenschil). Een atoom kan er maximaal 7 hebben. Periodes geven eigenlijk aan hoeveel van deze schillen zijn opgevuld met elektronen. 

Slide 6 - Slide

Oefening 2
Maak een atoom van de gekozen element waarbij je de elektronenschil, protonen en elektronen tekent. 

Slide 7 - Slide