De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
4) Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld: hardlopen, lesgeven, schoonmaken
5) Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord) als tweede deel:
Voorbeeld: dichtbevolkt, vioolspelend