Voorbereiding TW 1 Leerjaar 1mh

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Nosotros ... de Holanda.
A
sois
B
somos
C
son
D
eres
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Nosotros ... de Holanda.
A
sois
B
somos
C
son
D
eres

Slide 1 - Quiz

Voorbereiding TW 1 Leerjaar 1mv
Capítulo 1

Slide 2 - Slide

Het bepaald en onbepaald lidwoord > pak voor je pag.13 tekstboek

Slide 3 - Slide

Het lidwoord moet hetzelfde zijn als het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
el chico (mannelijk enkelvoud)
las chicas (vrouwelijk meervoud)

Kijk dus naar het zelfstandig naamwoord:

Slide 4 - Slide

Hoe weet je of een woord enkelvoud of meervoud is?


Eindigt het zelfstandig naamwoord op een -s, dan is het meervoud.
Eindigt het zelfstandig naamwoord niet op een -s, dan is het enkelvoud.

Bijvoorbeeld: la casa / las casas

Slide 5 - Slide

Kies het juiste lidwoord:

Mi madre está en ... cocina.
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:

En la ciudad hay ... cine.
A
un
B
unos
C
una
D
unas

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:

Aquí tenéis ... uvas.
A
una
B
un
C
unas
D
unos

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:

Me gustan ... animales.
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 9 - Quiz

De personen in het Spaans
Weet jij nog wie ik/jij/hij... is?

Slide 10 - Slide

Ik
Jij
Hij
Zij (enkelvoud)
Wij
Jullie
Zij (meervoud)
u (meervoud)
u
Yo
él
ella
Nosotros/-as
Vosotros/-as
ellos/ellas
ustedes
usted

Slide 11 - Drag question

Het werkwoord ser (zijn)

Slide 12 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Yo ... una profesora.
A
eres
B
somos
C
es
D
soy

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Mi madre y yo ... vegetarianas.
A
soy
B
sois
C
somos
D
son

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ser?

Isabela y Mateo ... españoles.
A
es
B
sois
C
son
D
somos

Slide 15 - Quiz

El presente (pag.74 tekstboek)

Slide 16 - Slide

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Mi madre (comer) ______ una naranja.
A
como
B
come
C
comes
D
comen

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Yo (escribir) ________ una carta.
A
escribo
B
escribes
C
escribe
D
escribimos

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Nosotros (hablar) _______ mucho.
A
hablo
B
habláis
C
hablamos
D
hablan

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Paula y Julia (vivir) ______ en Madrid.
A
vivimos
B
vivís
C
vivo
D
viven

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes:
Mi amigo y yo (beber) _______ un té.
A
bebo
B
bebes
C
bebemos
D
beben

Slide 21 - Quiz

Estar (pag.76 tekstboek)
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 22 - Slide

Vul de juiste vorm in van estar:

Tú ________ en el colegio.
A
estoy
B
estás
C
estamos
D
está

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm in van estar:

La biblioteca _____ delante del parque.
A
está
B
están
C
estás
D
estáis

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste vorm in van estar:

Vosotros ________ en Holanda.
A
estamos
B
están
C
estoy
D
estáis

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm van estar in:

Yo _______ en el supermercado.
A
estoy
B
estás
C
está
D
están

Slide 26 - Quiz

Einde / Fin
Heel veel succes met de toetsweek!
¡Mucha suerte! :-)

Slide 27 - Slide