Tegenwoordige en voltooide tijd

Ziel:
Du kannst über Feste und Feiertage in der gegenwärtigen Zeit (Präsens) und in der Vergangenheit (Perfekt) erzählen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ziel:
Du kannst über Feste und Feiertage in der gegenwärtigen Zeit (Präsens) und in der Vergangenheit (Perfekt) erzählen.

Slide 1 - Slide

Herhaling: Het werkwoord in de tegenwoordige tijd (das Präsens)

Slide 2 - Slide

Ihr (lernen) jetzt schon ein Jahr Deutsch.
tegenwoordige tijd (o.t.t.)
A
lernt
B
lernen

Slide 3 - Quiz

(Tanzen) du gerne?
tegenwoordige tijd (o.t.t.)
A
tanzst
B
tanzt

Slide 4 - Quiz

Ich ( kaufen) Kaffee und Kuchen?
tegenwoordige tijd (o.t.t.)
A
kaufst
B
kaufe

Slide 5 - Quiz

Du (bremsen) oft.
tegenwoordige tijd (o.t.t.)
A
bremst
B
bremsst

Slide 6 - Quiz

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd (das Präsens)

Slide 7 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de tegenwoordige werkwoorden voor alle persoonsvormen, schrijf een voorbeeld op?

Slide 8 - Open question

Voltooide tijd (Perfekt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Perfekt (=voltooide tijd)

Slide 11 - Slide

Schreibe deine Verben auf.

Slide 12 - Open question

Nimm 5 Verben (werkwoorden) aus deiner Wortliste Feste und Feiertage und konjugiere sie (vervoegen) in ott und vtt.

Slide 13 - Slide

Hoe vervoeg je voltooid verleden tijd (Perfekt)?

Slide 14 - Open question

De voltooide tijd
A
Ik kan over Feste en Feiertage in het verleden praten
B
Ik moet nog eens nalezen hoe ik over Feste en Feiertage in het verleden praat
C
Ik weet niet echt hoe ik verleden tijd moet gebruiken
D
Ich verstehe nur Bahnhof....

Slide 15 - Quiz

Het vervoegen van de voltooide tijd

Slide 16 - Open question