ABR7 19.05.2025

Welkom!
19.05.2025
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
19.05.2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik
  •  Rest 4.1 
  • Start 4.2
  • KNM

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Bespreken HW 

Slide 3 - Slide

4.1
  • Maak groepjes van 2 cursisten
  • Bekijk de vragen bij opdr. 20
  • Bespreek samen de vragen
  • Bespreken 

Slide 4 - Slide

4.1
  • Blauwe woorden
  • Pak werkblad 4.1f
  •  Welke zin past bij het plaatje?
  • Bespreken

Slide 5 - Slide

4.1
  • Bekijk opdr. 23
  • Wat zie je op het plaatje?
  • Schrijf een zin onder de foto
  • Gebruik de woorden bruid - bruidegom - bruiloft - lot - spaaractie - zakgeld
  • Bespreek je zin met je medecursist
  • Bespreken 

Slide 6 - Slide

4.1
  • Maak tweetallen
  • Bekijk de woorden bij opdr. 24
  • Maak samen zinnen
  • Bespreken 

Slide 7 - Slide

4.2
  • Bekijk de foto's bij opdr. 25
  • Bekijk de bijbehorende vragen
  • Klassikaal bespreken 

Slide 8 - Slide

4.2
  • Luister naar de tekst 
  • Lees de vragen bij opdr. 27
  • Luister nog een keer naar de tekst
  • Beantwoord de vragen 
  • Bespreken

Slide 9 - Slide

4.2
  • Maak tweetallen
  • Bekijk het transcript
  • Moeilijke woorden?
  • Oefen samen het transcript 

Slide 10 - Slide

4.2
  • Bekijk het groene blokje op blz. 151
  • Hoe kun je reageren op kritiek/excuses?
  • Hoe reageer jij op kritiek/excuses? 
  • Hoe bied je in jouw taal excuses aan?

Slide 11 - Slide

4.2
  • Bekijk de zinnen bij opdr. 28
  • Wat doet de spreker?
  • Vul in:
  • a. kritiek geven
  • b. reageren op kritiek
  • c. positief reageren op excuses 
  • Bekijk opdr. 29
  • Wat hoort bij elkaar? Combineer de zinnen met de juiste reacties.

Slide 12 - Slide

4.2
  • Lees de zinnen bij opdr. 30 
  • Luister naar de uitspraak
  • Let op je stemgebruik!
  • Oefen nu in tweetallen 

Slide 13 - Slide

4.2
  • Maak groepjes 
  • Ga bij cursisten zitten die jouw taal spreken
  • Schrijf een aantal zinnen op papier:
  • Kritiek geven
  • Reageren op kritiek (negatief/positief)
  • Eén van de cursisten leest de zinnen voor
  • Let op de intonatie (tempo/stemgebruik)
  • De andere cursisten raden: kritiek? reactie? positief? negatief? 

Slide 14 - Slide

4.2
  • Bekijk het rode blokje op blz 152
  • Wat valt je op?

Slide 15 - Slide

4.2
  • Na ''Ik vind dat...'' komt een.....?
  • Bijzin!
  • Belangrijk: het woordje ''dat''.  
  • Wat is de (algemene) volgorde van een hoofdzin? 
  • Wat is de volgorde van een bijzin? 
  • (.....) dat - onderwerp - rest - werkwoorden

Slide 16 - Slide

4.2
  • Bekijk het briefje op blz. 153
  • Onderstreep de bijzinnen. 
  • Zet een rondje om de werkwoorden in de bijzin.
  • Bespreken 
  • Maak zelfstandig opdr. 34
  • Bespreken

Slide 17 - Slide

4.2
  • Maak tweetallen
  • Lees de zinnen bij opdr. 35
  • Cursist A leest de zin of vraag.
  • Cursist B geeft een goede reactie.
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 18 - Slide

4.2
  • Maak tweetallen
  • Bekijk de afbeeldingen bij opdr. 36
  • Voor over elke situatie een kort gesprek 

Slide 19 - Slide

4.2
  • Bekijk het rode blokje op blz. 154
  • Wanneer gebruik je geen en wanneer niet

Slide 20 - Slide

4.2
  • Je gebruikt geen bij:
  • Woorden met ''een'' --> Ik heb een boek --> Ik heb geen boek
  • Meervoud zonder ''de'' --> Heleen heeft appels gekocht --> Heleen heeft geen appels gekocht
  • Bij woorden die je niet kunt tellen
  • --> Zij drinkt koffie --> Zij drinkt geen koffie 
  • --> Yulia doet suiker in de thee -- Hermon doet geen suiker in de thee. 

Slide 21 - Slide

4.2
  • Je gebruikt niet bij: 
  • Na een werkwoord: Mijn broer rookt niet
  • Voor een bijvoeglijk naamwoord: Ik vind winkelen niet leuk
  • Voor een voorzetsel: Het boek ligt niet op de tafel. 
  • Voor andere woorden (tijd, helaas, daarom...)
  • Let op: staat het woord 'niet' in een zin met twee werkwoorden? Dan staat 'niet' voor het tweede werkwoord.
  • De cursist kan morgen niet komen. 

Slide 22 - Slide

4.2
  • Maak tweetallen 
  • Pak werkblad 4.2a
  • Je gaat zinnen oefenen met geen/niet
  • Cursist A: lees de vragen.
  • Cursist B: geef antwoord.
  • Klaar? Dan leest cursist B de vragen

Slide 23 - Slide

4.2
  • Werk zelfstandig
  • Maak opdr. 38
  • Bespreken 

Slide 24 - Slide

4.2
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 39
  • Cursist A: leest de vraag
  • Cursist B: geeft antwoord. Gebruik geen of niet.
  • Klaar? Cursist B leest een vraag 

Slide 25 - Slide