Les 2: schooltaalwoorden

De school 

Wat is dit?

Dit is een school 

Wat zijn dit? 

Dit zijn twee scholen

Dit is ...

1. een school
2. een schoolbord
3. een boek
4. een leraar

Dit is ...

1. een leraar
2. een lerares
3. een leerling
4. een schoolbord

Dit is ...

1. een schoolbord
2. een leerling
3. een boek
4. een pen

Dit is ...

1. een boek
2. een pen
3. een schoolbord
4. een lokaal

Dit is ...

1. een schoolbord
2. een lokaal
3. een pen
4. een boek

Dit is ...

1. een boek
2. een schrift
3. een potlood
4. een pen

Dit is ...

1. een pen
2. een boek
3. een tas
4. een leerling

een boek

een tas

een schrift

een schoolbord

Een tafel
Twee ...

Een leraar
Twee ...

Een boek
Twee ...

Een tas
Twee ...

Een school
Twee ...

Een pen
Twee ...

Enkelvoud

Meervoud

tafels

schrift

leerlingen

lerares

tas

boeken

klaslokaal

boeken

Welke dingen staan
er in jouw school?

Wat zie je in het huis op het plaatje?
Schrijf 2 zinnen over de school
Bijvoorbeeld:
Deze school heeft een klaslokaal
Het schoolbord staat in de school

Wat heb je geleerd?