Het weer

Weer
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Weer

Slide 1 - Mind map

Weer

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Wind

Slide 4 - Slide

temperatuur
wind
Neerslag
zonneschijn

Slide 5 - Drag question

temperatuur

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Neerslag

Slide 8 - Mind map

Soorten neerslag

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Weer en klimaat

Slide 11 - Mind map

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Weer of klimaat?

Morgen wordt het mooi weer. 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is het zelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode + groot gebied

Slide 15 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze beschrijving: regen, sneeuw, hagel en ijzel?
A
weer
B
neerslag
C
klimaat

Slide 16 - Quiz

Wat bepaald het klimaat?
A
Het klimaat is onvoorspelbaar, zoals het weer
B
Climate is a Chinese hoax
C
Warmte en neerslag
D
Afstand van de zee

Slide 17 - Quiz

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
A
Je meet de warmte, neerslag en de wind
B
Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar
C
Je meet het weer over lange tijd
D
Je kijkt naar de zomer- en wintertemperauur

Slide 19 - Quiz

Twee beweringen:
I Als je met vakantie naar een ver land gaat en je weet welk klimaat dat land heeft dan weet je ook wat voor weer het zal zijn.
II Als je met vakantie bent in een ver land en je bent er dertig dagen geweest, dan weet je ook wat voor klimaat dat land heeft.
A
I is goed en II is fout.
B
I is fout en II is goed.
C
I en II zijn beide goed.
D
I en II zijn beide fout.

Slide 20 - Quiz