Past Simple (regular & irregular)

Past simple
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Agenda
PAST SIMPLE ( REGULAR VERBS)
- Past Simple (Verleden tijd)
- Practice 


Goal: 
I can talk about what to happened in the past. 

Slide 2 - Slide

Past Simple (Verleden tijd)
1. Wat weet je al over de Past Simple?

2. Wanneer gebruik je de Past simple?


Bijv:  

Slide 3 - Slide

Past Simple
Wat
Past simple (regelmatig)
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed  OF  een onregelmatige vorm (2e rijtje).
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.

Slide 4 - Slide

PAST SIMPLE
Twee soorten werkwoorden 

1. Regelmatig
ww  +  ed / d

Bijv: walk + ed = walked
       live  + d = lived
jump + ed= jumped

2. Onregelmatig
Bij onregelmatige ww. verandert de vorm van het werkwoord.  
Zo wordt bijv:
go  >  went
take  >  took
eat  >  ate

Slide 5 - Slide

Uitzondering
study - studied 
cry - cried 
try - tried
Werkwoorden die eindigen op een -y na een medeklinker krijgen -ied.
stop - stopped  chop - chopped
plan  - planned
Werkwoorden die eindigen op een klinker + medeklinker, krijgen een dubbele medeklinker + - ed

bake - baked
move - moved 
care   -  cared
Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen  -d erachter.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Wat is de Past Simple van look
A
looked
B
looket
C
looking
D
lookked

Slide 8 - Quiz


Wat is de Past Simple van help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 9 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studied
B
studyed
C
studiet

Slide 10 - Quiz


Wat is de Past Simple van carry
A
carryed
B
carried
C
carriet

Slide 11 - Quiz

Exercise
Maak de volgende opdrachten
1. ex. 54  a & b (pg. 90)
2. ex. 55  (pg. 91)

Nakijken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Any questions?

Slide 14 - Slide

Past simple

Slide 15 - Slide

Agenda
PAST SIMPLE ( IRREGULAR VERBS)
- Past Simple (Verleden tijd)
- Practice 


Goal: 
I can talk about what to happened in the past. 

Slide 16 - Slide


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 17 - Quiz

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 18 - Quiz

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 19 - Quiz

Past Simple
Wat
Past simple (onregelmatig)
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed  OF  een onregelmatige vorm (2e rijtje op pg. 203).
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He went to her home last night.
I rang him on the phone yesterday.
She ate all cake at the party. 

Slide 20 - Slide

Past Simple (Irregular)

Bij onregelmatige ww. verandert de vorm van het werkwoord.

Zo wordt bijv:
go > went
take > took
eat > ate

Slide 21 - Slide

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 22 - Quiz

past simple of
to find?
A
he found
B
he founds
C
he finded
D
he finds

Slide 23 - Quiz

past simple of
to give?
A
we gived
B
we gave
C
we gaved
D
we given

Slide 24 - Quiz

Exercises
Maak de volgende opdrachten
1. ex. 56 c & d (pg. 92)
2. ex. 56 e (pg. 93)
3. ex. 58  (pg. 93) Write a story. 

Slide 25 - Slide

Irregular verbs. How did you do?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 26 - Quiz

Lesson goals
At the end of this lesson

  • I know how to use the past simple in a sentence
  • I know the difference between regular (regelmatige) and irregular (onregelmatige) verbs



 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide