1.5 Machtige staten

Schrijf op je wisbordje het antwoord op de vraag
Leg uit hoe en waar de landbouw ontstond.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Schrijf op je wisbordje het antwoord op de vraag
Leg uit hoe en waar de landbouw ontstond.

Slide 1 - Slide

planning
  • Elke les begin je gelijk met het beantwoorden van de vraag/vragen.
  • Uitleg paragraaf.
  • Vraag beantwoorden in lessonup.
  • Huiswerk maken en bespreken.
  • Afsluiten les.

Slide 2 - Slide

Leerdoel:
Ik kan uitleggen op welke manier in Egypte de staat was georganiseerd.

Slide 3 - Slide

Toren Van Babel (Babylon) Etamenaki=>hij die in de hemelen rijkt voor de God Marduk. 98 meter hoog.
Toren van Babel in Babylon=> Etemenanki, hij die in de hemel rijkt.

Slide 4 - Slide

de stad Babylon in mesopotamië
de grote Isjtarpoort van Babylon

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Verschillen tussen Europa en Nabije Oosten
  • Rond 3000 v. Chr. in Europa bijna geen jagen-verzamelen meer, maar landbouw. Hier bleven de mensen in kleine dorpen leven.
  • Nabije Oosten: Dorpen groeiden uit tot steden en stadstaten met koningen. Sommige steden gingen samenwerken om meer macht te krijgen. 
Ziggurat in Ur Mesopotamië

Slide 7 - Slide

Irrigatielandbouw
  • De rivier de Nijl overstroomde en liet vruchtbaar slib achter. 
  • Door te werken met irrigatielandbouw (dijken en kanalen aanleggen om water tegen en vast te houden) ontstaan er voedseloverschotten.


Slide 8 - Slide

Gevolgen samenleving van de irrigatielandbouw
  • Boeren moeten goed samenwerken om de organisatie van de irrigatiewerken te regelen=> de boer die dit het beste regelde kreeg steeds meer macht en werd koning.
  • Voorbeelden van ambachten: bouwen van huizen, kledingmaker, maken van werktuigen,  timmerman, meubelmaker.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het Oude Egypte: een goed georganiseerde staat.
  • 3500 v. Chr. Egypte bestaat uit boven en beneden Egypte.
  • 3000 v. Chr. Farao Narmer maakt van Egypte 1 land met vaste grenzen en één bestuur= een staat
  • Taken farao:
  1. Besturen van het land.
  2. Hoogste priester

  3. Oorlog voeren
  • Belastingen gebruikt voor: oorlogen, ambtenaren, paleizen farao, graf farao.

Slide 11 - Slide

schrijf op je wisbordje het antwoord op de vraag
Leg uit welke gevolgen de irrigatielandbouw had voor de Egyptische samenleving

Slide 12 - Slide

planning
  • Elke les begin je gelijk met het beantwoorden van de vraag/vragen.
  • Uitleg paragraaf.
  • Vraag beantwoorden in lessonup.
  • Huiswerk maken en bespreken.
  • Afsluiten les.

Slide 13 - Slide

Leerdoel:
Ik kan uitleggen op welke manier in Egypte de staat was georganiseerd.

Slide 14 - Slide

Ambtenaren, schrijvers en de vizier


  • Taken vizier: toezicht houden op onderhoud van de irrigatiewerken, de uitvoering en naleving van de wetten.
  • Taken ambtenaren: ophalen en bijhouden belastingen.
  • Schrijvers schrijven de wetten op, wie en hoeveel die persoon belasting had betaald. Ze hadden veel aanzien, niet veel mensen konden lezen en schrijven
  • Schrijven werd gedaan op kleitabletten, steen, papyrus. 

Slide 15 - Slide

Beeld van een schrijver
Hiërogliefenschrift is een voorwaarde voor een goed georganiseerde staat: anders kan niets bijgehouden/ vastgelegd worden.

Slide 16 - Slide

Toetsvragen:
A: Noem 2 voorbeelden van ambachten.


B: Noem 2 taken van de Farao.


C: Noem de taken van de Vizier.






Slide 17 - Slide

Toetsvragen met een fout en een goed antwoord:
A: Noem 2 voorbeelden van ambachten.
Fout: Schrijver, ambtenaar.
Goed: Kledingmaker, Timmerman.

B: Noem 2 taken van de Farao.
Fout: Hij regelt alles, hij maakt veel ruzie.
Goed: Hij regelt het bestuur van het land, hij voert oorlogen.

C: Noem de taken van de Vizier.
Fout: Hij doet dingen in het bestuur, maakt wetten.
Goed: Hij houdt toezicht op het onderhoud van de irrigatiewerken, de uitvoering en naleving van de wetten.

Slide 18 - Slide

Te doen
Maken WB par. 1.5 vraag 48, 54, 57, 58, 59, 60, 61.
Leren par. 1.2 t/m 1.4
Mag: maken succescriteria, samenvatting, woordweb, zelf toetsvragen maken, flashcards maken.

Slide 19 - Slide