Samengestelde zinnen en voegwoorden

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg voegwoorden
  • Aan de slag!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg voegwoorden
  • Aan de slag!

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:
  • Ik weet wat een hoofdzin en een bijzin is. 
  • Ik weet wat voegwoorden zijn en kan deze herkennen. 
  • Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken. 


Slide 2 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden 'voegen' zinnen samen.

Dat kunnen nevenschikkende en/of
onderschikkende voegwoorden zijn. 



Slide 3 - Slide

Zinnen
Voegwoorden worden gebruikt in samengestelde zinnen, dus daar gaan we het eerst over hebben. 

Bekijk het filmpje

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?

Slide 6 - Open question

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 7 - Slide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor hun ouders
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quiz

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin + een bijzin.

Slide 10 - Slide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 
  • De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Slide 11 - Slide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 12 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 13 - Slide

Nevenschikkend voegwoord
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord tussen. Dat zijn de woorden:
dus, en, want, of, maar (ezelsbruggetje: DEWOM)

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld nevenschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, want de poolkappen smelten sneller dan verwacht.
HZ                                                                                                  HZ

Dit is nevenschikkend:
- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niks tussen. De informatie is even belangrijk.

 

Slide 15 - Slide

Onderschikkend voegwoord
Als een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin + bijzin wordt er een onderschikkend voegwoord gebruikt. Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....


Slide 16 - Slide

Voorbeeld onderschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, omdat de poolkappen sneller smelten dan verwacht.

Onderschikkend (hoofdzin + bijzin):
- Onderwerp staat in de bijzin niet naast de pv.
- Of daar kan iets tussengeplaatst worden.

Slide 17 - Slide

Kenmerken hoofdzin:
  • OW en PV staan naast elkaar.
  • PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
  • Elke samengestelde zin heeft een HZ.
  • Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

  • OW en PV staan niet naast elkaar.
  • PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
  • Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
  • BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 18 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 19 - Slide

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 20 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 21 - Drag question

Opdracht
  • Maak opdracht 1,2 en 4
    Blz. 
timer
1:00

Slide 22 - Slide

Woordsoorten:
zn
blw
olw
bn
hww
zww
kww
aanw. vnw

Slide 23 - Slide

Woordsoorten:
vr. vnw
pers. vnw
bez. vnw. 
vz.
bw. 
vgw.


Slide 24 - Slide

Doel van deze les:
  • Ik weet wat een hoofdzin en een bijzin is. 
  • Ik weet wat voegwoorden zijn en kan deze herkennen. 
  • Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken. 


Slide 25 - Slide

Ik weet nu wat samengestelde zinnen zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik weet nu wat voegwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik weet nu wat nevenschikkende voegwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ik weet nu wat onderschikkende voegwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 30 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 31 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 32 - Quiz