4h2 blokuur blokjes schema's en start paragraaf 3

Argumenteren 
 les 3
4 havo hoofdstuk 6
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Argumenteren 
 les 3
4 havo hoofdstuk 6

Slide 1 - Slide

Onderwerp 1
middeleeuwen

Kies één van de verwerkingsopdrachten en lever deze uiterlijk
vrijdag 9 juni in op papier.
Onderwerp 2
Lezen + argumenteren

In de komende lessen:
werken aan H.6 Argumenteren.

Toets in de toetsweek:
Lezen H1-5 + argumenteren

Slide 2 - Slide

Argumenteren H6 blz. 192
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
  4. Drogredenen (ongeldige argumentatie)
  5. Aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 3 - Slide

Argumenteren H6 blz. 192
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)
  4. Drogredenen (ongeldige argumentatie)
  5. Aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 4 - Slide

Deze les, blz. 197
Argumenteren 6.2
  • Samen oefenen blokkenschema maken
    (vergelijkbaar met toetsvragen)
  • Zelf verder oefenen uit het boek


Slide 5 - Slide

Deze les, blz. 197
Argumenteren 6.2
  • Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
  • nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
  • afhankelijk en onafhankelijke (nevenschikkende) argumentatie
  • neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 6 - Slide

Deze les, blz. 197
Argumenteren 6.2
  • Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
  • nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
  • afhankelijk en onafhankelijke (nevenschikkende) argumentatie
  • neven- en onderschikkende argumentatie

Slide 7 - Slide

Deze les, blz. 197
Argumenteren 6.2
  • Pak een blaadje en teken de volgende argumentatiestructuren uit.
  • Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • (van het nakijkmodel van de toets:)
    Opdracht A 8 punten: 1½ punt voor juist blokjesschema en ½ punt voor benoemen soort argumentatie.
  • Let op:
  • - Het blokjesschema is goed of fout. Geef dus geen deelscore als één blokje verkeerd is ingevuld.
  • - Geen punten toekennen als leerlingen de zinnen hebben afgekort.




Slide 8 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
  • 2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die kan je voorkomen door de training langzaam op te bouwen.
  • 3. Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.


want
dus

Slide 9 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.

Slide 10 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 1. Ik heb helemaal geen tijd, dus ik ga niet mee naar het festival. Mijn vader heeft namelijk mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan, want we gaan volgende week kamperen.
  • Onderschikkend

Standpunt: Ik ga niet mee naar het festival
                                                      ^
arg 1                     Ik heb helemaal geen tijd
                                                      ^
arg 2                   Mijn vader heeft mijn hulp nodig bij het repareren van onze caravan
                                                      ^
arg 3                   we gaan volgende week kamperen

Slide 11 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je wilt immers blessures voorkomen en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.

Slide 12 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • 2. Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon. Je bent gevoelig voor blessures en die voorkom je door de training langzaam op te bouwen.
  • Nevenschikkend met afhankelijke argumenten

                 Standpunt: Je kunt beter nu al beginnen met trainen voor de marathon
                                                                                            ^
arg  je bent gevoelig voor blessures    +       arg Blessures voorkom je door de                                                                                                                                              training langzaam op te bouwen.


Slide 13 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.





Slide 14 - Slide

Maak het blokkenschema en Geef bij elke argumentatie aan of die enkelvoudig (A), nevenschikkend met afhankelijke argumenten (B), nevenschikkend met onafhankelijke argumenten (C), onderschikkend (D) of onder- en nevenschikkend (E) is.
  • Ik vind de e-bike een goede uitvinding. Allereerst kun je een e-bike overal opladen, er zijn immers overal oplaadpunten geplaatst. Verder heb je geen fileproblemen, want je kunt overal langsrijden. Omdat je op een e-bike een duwtje in de rug krijgt, kun je langere afstanden afleggen.
  • onder- en nevenschikkend
                                               Standpunt: Ik vind de e-bike een goede uitvinding
                                                  ^                                                 ^                                                      ^   
  Je kunt de e-bike overal opladen           Je hebt dan geen fileproblemen   Je kunt langere 
                                              ^                                                    ^                                                   afstanden afleggen
 Er zijn overal oplaadpunten geplaatst     Je kunt overal langsrijden   Je krijgt een dûwtje in de                                                                                                                                                                                 rug




Slide 15 - Slide

Zelf verder oefenen
  • Kijk opdracht 1 en 2 van paragraaf 2 na als je op papier werkt

  • Maak opdracht 4, 5 en 6 van blz. 200
    online is dit planning: 4h2 argumenteren tweede les argumentatiestructuren opdr 4, 5, 6

  • Klaar? Ga verder aan het project middeleeuwen!

Straks kahoot > argumentatiestructuren




Slide 16 - Slide

Startopdracht
Standpunt: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden

Bedenk nu individueel of in duo argumenten, je mag zelf kiezen of je voor of tegen de stelling bent. Zorg ervoor dat je argumentatiestructuur nevenschikkend afhankelijk is. 
timer
3:00

Slide 17 - Slide

Startopdracht
Wat denk je dat het verschil is tussen argumentatiestructuren en argumentatieschema's?


Slide 18 - Slide

Argumentatieschema's
Het verband tussen standpunt en argument 
Argument op basis van...
  1. oorzaak en gevolg
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. vergelijking
  6. autoriteit

Slide 19 - Slide

oorzaak en gevolg
Een feit/gebeurtenis zal leiden tot een ander feit/gebeurtenis.

Voorbeeld: 
- Er zal in de toekomst minder geweld zijn tegen hulpverleners, want de straffen zijn hoger geworden.
- Hij zal zich wel goed kunnen vermaken, want hij is enig kind en had dus geen broertjes en zusjes om mee te spelen.


Slide 20 - Slide

Kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat ook. (veralgemeniseren)
Voorbeeld:
- Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego.
- Logisch dat Rutte die treitervloggers 'tuig van de richel noemt', VVD'ers bestrijden liever symptomen dan dat ze problemen structureel aanpakken.

Slide 21 - Slide

voor- en nadelen
Er wordt een afweging gemaakt of er worden alleen voordelen of alleen nadelen gebruikt als argumentatie.
Voorbeeld:
-Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).

Slide 22 - Slide

voorbeelden
Voorbeelden van het standpunt worden als argument gebruikt.

Voorbeeld:
Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten.


Slide 23 - Slide

vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen waarbij een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het bij A zo is, zal het bij B ook zo zijn.
Voorbeeld:
- Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie. De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand.
De Eerste Kamer heeft het verbod op de rituele slacht tegengehouden. Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren over de vleestaks zal het dus ook niet halen.

Slide 24 - Slide

autoriteit
Een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron worden als ondersteuning van het standpunt gebruikt.
Voorbeeld:
- Je moet voortaan twee keer in de week vis eten. Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen.
- Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een negatief reisadvies voor de Krim gegeven. Ik zou als ik jou was niet op vakantie gaan naar de Krim.

Slide 25 - Slide

Argumentatieschema's
Het verband tussen standpunt en argument 
Argument op basis van...
  1. oorzaak en gevolg
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. vergelijking
  6. autoriteit

Slide 26 - Slide

Check
Standpunt: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden.

Herken je al een argumentatieschema in je argumentatie? Zo ja, welke? 

Slide 27 - Slide

Zelf oefenen
Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 206)
Online is dit planning: 
'4h2 argumenteren argumentatieschema's opdr. 1-4'

(Maak opdracht 4, 5, 6 blz. 200 ook nog af)

Klaar? Verder met het middeleeuwen project!

Slide 28 - Slide