H5.1 en H5.2

Even wachten tot iedereen klaar is... 
pen, papier, boek, telefoon .. en een glimlach
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Even wachten tot iedereen klaar is... 
pen, papier, boek, telefoon .. en een glimlach

Slide 1 - Slide

Paragraaf 5.1
Omzet, kosten en winst

Slide 2 - Slide

De les
* opfrissen met "oude" lesstof (5 min)
* Nakijken gemaakte opdrachten (5/10 min)
*leerdoel variabele kosten versus vaste kosten (5 min)
* leerdoel break-evenpunt (video 7 min)
* maken 11 t/m 13 (uitloop) 


Slide 3 - Slide

omzet =
A
Stuks
B
Aantal
C
Winst
D
Opbrengst

Slide 4 - Quiz

Winst =
A
TO - TK
B
TK - TO
C
Omzet - kosten
D
Kosten - omzet

Slide 5 - Quiz

Een slager verkoopt 50 worsten
voor € 2 per stuk
Zijn omzet =
A
€ 2
B
€ 100
C
€ 50
D
€ 25

Slide 6 - Quiz

Om de omzet te berekenen,
gebruik je:
A
afzet x consumentenprijs
B
afzet x verkoopprijs
C
afzet x inkoopprijs
D
Verkoopprijs - BTW

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Kosten
 Vaste kosten (hangen niet af van de afzet)
 bijv.
  • huisvesting
  • rentekosten
  • contributies
  • personeel?
 Variabele kosten (hangen wel af van de afzet)
 bijv.
  • inkoop
  • schoonmaak
  • verzending
  • personeel?

Slide 17 - Slide

Welke kosten zijn variabel?
A
Pemie brandverzekering
B
Inkoopwaarde van de omzet
C
Werknemer in vaste dienst
D
Huur voor het pand

Slide 18 - Quiz

0

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Gegeven:
verkoopprijs €250,-
Variabele kosten per product €175,-
Vaste kosten €60.000,-
vraag: break-evenafzet ??????????
timer
1:00

Slide 21 - Open question


Vraag b
A
€15.000.000
B
€10.500.000
C
€200.000
D
€140.000

Slide 22 - Quiz

vraag 12
verkoopprijs €120,-
variabele kosten per product €100,-
vaste kosten €50.000
bereken de break-evenafzet

Slide 23 - Open question

huiswerk
(moet) opdracht 13 en 14 (5.1)
(moet) lees 5.2 
(mag) maak 1 t/m 4

Slide 24 - Slide

Kosten van personeel
Werknemer vs werkgever
Loon



Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Volks- vs werknemersverzekeringen

  • AOW
  • Anw
-----------------------------------------------------------------------
  • WW
  • WIA

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Voorbeeld
Piet (40) werkt bij een supermarkt.
Hij verdient daar een brutoloon. Hij kan dat nog niet in de zak steken.
Van bruto naar netto houdt de werkgever een aantal dingen in:
- loonbelasting
- pensioenpremie
- premie volksverzekering & werknemersverzekering

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

                                     WIG
                                                                      Verschil loonkosten werkgever
                                                                                   en nettoloon werknemer

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Arbeidsproductiviteit

De hoeveelheid productie die per tijdseenheid wordt geproduceerd door één arbeider.

Hoe verhoog je de arbeidsproductiviteit?
  • Mechanisering
  • Automatisering
  • Scholing & betere arbeidsverdeling

Slide 33 - Slide