Examentraining schoonmaken en wassen_2023

Schoonmaken en wassen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1-4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Schoonmaken en wassen

Slide 1 - Slide


Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen
A
wolwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
bontwasmiddel

Slide 2 - Quiz

Welke producten zijn schoonmaakmaterialen?
meerdere antwoorden goed.
A
microvezeldoekje
B
allesreiniger
C
zeem
D
stofzuiger

Slide 3 - Quiz

Welk soort schoonmaakmiddel zorgt ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan?
A
reinigingsmiddel
B
onderhoudsmiddel
C
desinfecteermiddel
D
oplosmiddel

Slide 4 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welk schoonmaakmateriaal is dit?

A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser

Slide 5 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet een etiket van een kledingstuk.

Op hoeveel graden moet dit kledingstuk gewassen worden?

A
40 graden
B
60 graden
C
30 gragen
D
50 graden

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het begrip ruwschoon maken
A
het grove vuil verwijderen
B
hardhandig schoonmaken
C
klamvochtig schoonmaken
D
desinfecteren

Slide 7 - Quiz


Wat betekent dit pictogram?
A
strijken
B
bleken
C
drogen
D
wassen

Slide 8 - Quiz


Wat betekent dit pictogram?
A
föhnen
B
strijken
C
drogen
D
bleken

Slide 9 - Quiz

Wat betekent dit symbool op een wasetiquette?

A
strijken op hoge temperatuur
B
drogen in droogtrommel
C
wasmachine reinigen
D
professioneel reinigen

Slide 10 - Quiz


Wat is de betekenis van dit pictogram?

Voor het reinigen van...

A
harde vloeren
B
vloerkleden
C
houten vloeren
D
zachte vloeren

Slide 11 - Quiz


Wat betekent dit gevaarsymbool?

A
Product kan mogelijk kankerverwekkend zijn
B
Product kan exploderen
C
Kan door inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn.
D
Product kan gemakkelijk vlam vatten

Slide 12 - Quiz


In je trui zit een wasetiket met daarop een wastobbe met een horizontale streep eronder.

Wat betekent dit?

A
je moet de trui met de hand wassen
B
je moet de wasmachine maximaal tot een derde vullen
C
je mag de trui niet wassen
D
je moet de wasmachine maximaal tot de helft vullen

Slide 13 - Quiz


Je gaat de was strijken en opvouwen.

Wat zijn voorbeelden van platgoed? (meerdere antwoorden zijn goed.

A
servetten
B
theedoeken
C
t-shirt
D
zakdoeken

Slide 14 - Quiz


Welk wasgoed moet je strijken?
A
theedoek
B
onderlakens
C
handdoeken
D
badlakens

Slide 15 - Quiz


Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levenshandelingen
B
algemene dagelijkse levensverwachtingen
C
algemene dagelijkse levensverrichtingen
D
algemene dagelijkse levensinvullingen

Slide 16 - Quiz

Wat is een persoonsgebonden budget?
(PGB)
A
Een budget dat een persoon krijgt om kleding en leuke spullen te kopen.
B
Een budget dat een persoon krijgt om van op vakantie te gaan.
C
Een budget dat een persoon krijgt om zorg en hulp in te kopen.
D
Een budget dat een persoon krijgt om boodschappen van te doen.

Slide 17 - Quiz

Wat voor technologisch apparaat is dit?

A
sensor
B
domotica
C
zorgrobot
D
medido

Slide 18 - Quiz