Herhaling 4mavo Organen en Cellen

Organen en Cellen
1. Je kunt levenskenmerken noemen en toelichten
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Organen en Cellen
1. Je kunt levenskenmerken noemen en toelichten

Slide 1 - Slide

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 2 - Drag question

2. Je kunt delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel is opgebouwd  benoemen en in
afbeeldingen of modellen aanwijzen en functie(s) van deze delen beschrijven

Slide 3 - Slide

weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel

orgaanstelsel

cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Organen en cellen

Slide 6 - Slide

Wat is een cel?

Slide 7 - Open question

3. Je kunt delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven
benoemen en in afbeeldingen of in modellen aanwijzen en van deze delen de functie(s)
beschrijven

Slide 8 - Slide

dierlijke cel 
plantaardige cel

Slide 9 - Drag question

Wat doen bladgroenkorrels?

Slide 10 - Open question

Wat is de functie van de vacuole?
A
Er vind fotosynthese plaats
B
Een stevige laag buiten om de cel
C
Het regelt alles wat in de cel gebeurd
D
Het geeft de cel stevigheid

Slide 11 - Quiz

Dierlijke cel
In de afbeelding hiernaast zie je een schematische tekening van een dierlijke cel. Deze cel wordt omgeven door een dun vlies: het celmembraan. Een dierlijke cel bestaat voor het grootste deel uit cytoplasma (celplasma). Cytoplasma is een stroperige vloeistof van water met veel opgeloste stoffen. In het cytoplasma ligt de celkern. De celkern regelt alles wat er in een cel gebeurt. Ook om de celkern ligt een dun vlies: het kernmembraan.

Slide 12 - Slide

Plantaardige cel
Cellen van planten hebben ook bestaan een celmembraan, cytoplasma, een celkern en een kernmembraan (zie afbeelding hiernaast).

In het cytoplasma van plantencellen komen daarnaast een of meer vacuolen voor. Vacuolen zijn blaasjes gevuld met vocht. Het vacuolevocht bestaat uit water met opgeloste stoffen. Het cytoplasma ligt dan in een dunne laag tegen het celmembraan aan.
 

Slide 13 - Slide

Plantaardige cel
Het cytoplasma van een plantaardige cel maakt een stevig laagje om de cel heen: de celwand. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel. Celwanden zorgen voor stevigheid.
De celwanden sluiten vaak niet precies op elkaar aan. Tussen de celwanden van cellen die naast elkaar liggen, komen kleine holten voor: de intercellulaire ruimten. Deze holten zijn gevuld met lucht of water.

Slide 14 - Slide

In het cytoplasma van plantencellen kunnen korrels voorkomen. Er zijn verschillende typen korrels:
• bladgroenkorrels
• kleurstofkorrels
• zetmeelkorrels

Slide 15 - Slide

Bladgroenkorrels komen voor in de groene delen van planten, vooral de bladeren. Door de bladgroenkorrels zien planten er groen uit (zie afbeelding hiernaast). In bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats. Door fotosynthese ontstaat glucose. Een plant gebruikt glucose als energiebron, maar ook als grondstof om de stoffen te maken waaruit de plant bestaat.
Kleurstofkorrels komen voor in de cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje of rode kleur (zie afbeelding midden). Kleurstofkorrels geven bloemen en vruchten hun opvallende kleur.
Zetmeelkorrels zijn kleurloos. Ze komen onder andere voor in de cellen van aardappels (zie afbeelding rechts). In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen. Zetmeel is een belangrijke reservestof voor planten.


Slide 16 - Slide

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 17 - Quiz

Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 18 - Drag question

In plantaardige cellen zitten allerlei korrels, goede voorbeelden hiervan zijn ..
A
bladgroenkorrels en voedingskorrels
B
voedingskorrels en kleurstofkorrels
C
kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
D
voedingskorrels en bladgroenkorrels

Slide 19 - Quiz

Een tomaat die rijp wordt verandert van kleur,
eerst is de tomaat groen en dan wordt hij rood.
Wat gebeurt er tijdens het rijpen?
A
Boskabouters spelen een spelletje
B
Er worden rode kleurstofkorrels gemaakt
C
bladgroenkorrels worden afgebroken
D
bladgroenkorrels veranderen in rode kleurstofkorrels

Slide 20 - Quiz

Je kunt toelichten dat individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun
nakomelingen en welke rol chromosomen en geslachtscellen hierbij spelen

Slide 21 - Slide

DNA
chromosoom
celkern
cel

Slide 22 - Drag question

DNA en chromosomen
In de celkern ligt je DNA, bestaande uit chromosomen.
Deze chromosomen lijken op lange draden en zijn alleen zichtbaar onder  als de cel zich gaat delen.

Slide 23 - Slide

Chromosomen
  • De chromosomen komen
      in paren voor.
  • Een cel van een mens
      bevat 46 chromosomen.

  • Dus 23 chromosomenparen.

Slide 24 - Slide


Aantal chromosomen


Elk soort organisme heeft in de kern van een lichaamscel een even aantal chromosomen.

Chromosomen komen altijd in paren voor.

Zegt het aantal chromosomen iets over de intelligentie van een organisme?

Nee.

Slide 25 - Slide

Je kunt het proces en de betekenis van de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling
(meiose) beschrijven

Slide 26 - Slide

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 27 - Quiz


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.

Slide 28 - Quiz

Moedercel
Dochtercel
Kerndeling
Celdeling
Plasmagroei

Slide 29 - Drag question

Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe

Slide 30 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij celdeling?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling

Slide 31 - Quiz

Bij mitose...
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk.
B
Wordt het aantal chromosomen gehalveerd.

Slide 32 - Quiz

Meiose is...
A
Een normale celdeling
B
Celdeling waarbij DNA gaat van 23 paar naar 46 losse
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Celdeling waarbij DNA gaat van 46 paar naar 46 losse

Slide 33 - Quiz

In de afbeelding is schematisch getekend hoe de vorming van geslachtscellen en de bevruchting bij de mens verlopen. Noteer bij elke cel wat voor cel het is en vul in elke cel het juiste aantal chromosomen in
46
46
46
46
46
46
Lichaamscel
Lichaamscel
Zaadcel
Eicel
Bevruchte eicel
23
23

Slide 34 - Drag question

Welke geslachtschromosomen zijn er? En hoeveel geslachtschromosomen zitten er in een geslachtscel?

Slide 35 - Open question

Een geslachtscel bevat een Y-chromosoom. Wat voor geslachtscel kan dit zijn?
A
Zaadcel
B
Eicel
C
Zaadcel en eicel

Slide 36 - Quiz

Einde
Meer oefenmateriaal nodig?
Vraag aan je docent.

Slide 37 - Slide