Kern 10 - begrijpend lezen

• Lezen
• Basisschool
• Groep 3

Kern 10

Ik begrijp wat ik lees.

1. De vrouw bakt een taart.
2. De vrouw breit een trui.
3. De vrouw naait.

1. De haai eet een vis.
2. De haai heeft een vin.
3. De haai vliegt.

1. Hij draagt een trui.
2. Hij draagt een hoed.
3. Hij draagt een pet.

1. De vos kijkt boos.
2. De vos kijkt blij.
3. De vos ligt in zijn hol.

Mam bakt een taart.
Freek eet een stuk op.

1. De vriend van Freek krijgt taart.
2. Freek bakt een taart.
3. De taart is voor Freek.

Els gaat naar voetbal.
Ze eet eerst brood.

1. Na de voetbal eet Els brood.
2. Voor de voetbal eet Els brood.
3. Tijdens de voetbal eet Els brood.

Leen gooit de bal.
De bal gaat door de ruit.

1. Leen is binnen.
2. Leen is buiten.
3. Leen gooit de bal door de ruit.

Dirk drinkt een glas melk.
De melk is warm.

1. Dirk drinkt koude melk.
2. Dirk drinkt lauw melk.
3. Dirk drinkt warme melk.

Kas huilt heel hard.

1. 
2. 
3. 
4. 

De kat pakt de wol.

1. 
2. 
3. 
4. 

Er zit een wak in het ijs.

1. 
2. 
3. 
4. 

Pim heeft jeuk.

1. 
2. 
3. 
4. 

Ans geeft Tim een zoen.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor dier is Pim?

Wat eet Pim?

Wat moet er op regel 5
staan?

1. sterk
2. rood
3. ziek
4. bol

Waar zoekt de mus naar?

Wie is hij op regel 12?

1. 
2. 
3.