economie lesje van rijk, gentle , jorn

Economie po
Rijk, Jorn & Gentle
In dit korte lesje gaan we eerst een paar belangrijke punten bespreken, daarna gaan we een examenopgave maken. tijdens de opgave kunnen jullie vragen stellen.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Economie po
Rijk, Jorn & Gentle
In dit korte lesje gaan we eerst een paar belangrijke punten bespreken, daarna gaan we een examenopgave maken. tijdens de opgave kunnen jullie vragen stellen.

Slide 1 - Slide

Belangrijke punten
Nationaal inkomen
- Het totaal verdiende inkomen van een land in een bepaalde periode 
  
Toegevoegde waarde
- De waarde die wordt toegevoegd tijdens het productieproces

Nationaal spaaroverschot
-  Export - Import (E-M)

Slide 2 - Slide

economische kringloop
bestedingen:
consumenten (C)
bedrijven: (I) investeren
de overheid (O) overheids bestedingen 
andere landen (E) (M) export en import

bestedingen (Y)= C+I+O+E-M

Slide 3 - Slide

inkomens en uitgaven
Uitgaves voor gezinnen:
Consumeren (C)
Sparen (S)
Belasting (B)

Y=C+S+B

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Uitwerkingen 
  1. Het nationaal inkomen wordt gevormd door nationale productie, het staat voor waarde toevoegen aan ingekochte goederen en diensten.  De totale toegevoegde waarde vormt het nationaal product.                                     
  2.  Bijvoorbeeld militaire vliegtuigen kopen in het buitenland.                                 
  3.  Belastingen= 620-290-170= 160 miljard -> overheidstekort is 180 -160 = 20 miljard


Slide 6 - Slide

Uitwerkingen
4. Uit het antwoord moet blijken dat er een pijl omhoog wijst om het verschil       te vullen tussen de geldstroom van financiële instellingen en de overheid.

5. Mogelijke antwoorden: 
inkomende geldstromen bedrijven: 180+290+480=950
uitgaande geldstromen bedrijven: 620+430=1050
particuliere investeringen: 1050-950=100

Slide 7 - Slide

Uitwerkingen
Andere mogelijkheid:
inkomende geldstromen financiële instellingen: 170
uitgaande geld stromen financiële instellingen: 20+ (480-430)=70
particulieren investeringen:170-70=100

6.  (besparingen-investeringen)+(belastingen-overheids bestedingen)=
(170-100)-(160-180)=50
of e-m=480 -430=50

Slide 8 - Slide

Uitwerkingen
7.
1 kop 4
2 kop 2
3 minder

Slide 9 - Slide

Einde 
Dit was de les.
 Zijn er nog vragen?

Slide 10 - Slide