7.3 deel 3 Enkelvoudige ionen

7.3 Ionen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

7.3 Ionen

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Herhaling enkelvoudige ionen

  • Opdrachten maken --> aan de slag!

Slide 2 - Slide

Het Periodiek Systeem

Slide 3 - Slide

Leerdoelen van deze les

Slide 4 - Slide

Ionen
Ionen zijn geladen deeltjes. 
Twee verschillende ionen kunnen samen een ionaire verbinding vormen. Dit wordt ook wel een zout genoemd.

Slide 5 - Slide

Ionbinding


  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.

  • In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.
  • Een positief ion en een negatief ion kunnen samen een ionaire verbinding (zout) vormen.
  • Het positieve ion is een metaal
  • Het negatieve ion een niet-metaal

Slide 6 - Slide

Een ion
  • een geladen atoom noem je een ion
  • Een negatief ion heeft meer elektronen dan protonen
  • een positief ion heeft minder elektronen dan protonen.

Slide 7 - Slide

Ionaire verbindingen (Zouten)
De positieve en negatieve ionen
trekken elkaar aan.
Ionbinding (zeer sterk!)

Stof die uit ionen bestaat
is een zout.


Slide 8 - Slide

Natrium (Na) en Natrium-ion (Na+)
Een atoom krijgt een lading en daardoor 
wordt het een ion.
Deze lading ontstaat wanneer er 
een elektron weg gaat of bij komt. 
De protonen in de kern veranderen niet!

Slide 9 - Slide

Ionen met hun lading en plek in Periodiek Systeem
metaalionen:
hebben altijd een positieve lading
Voor groep 3 t/m 12 is de ionlading niet uit PS af te leiden. Meestal is het 2+, maar niet altijd. Soms zijn er meer mogelijkheden, bv. Fe2+ en Fe3+ bestaan allebei.

Slide 10 - Slide

Welk getal is het atoomnummer?
A
29
B
63,546
C
2
D
18

Slide 11 - Quiz

Wat is het atoomnummer van deze stof?
A
2 (Helium)
B
4 (Beryllium)
C
6 (Koolstof)
D
8 (Zuurstof)

Slide 12 - Quiz

Wat is het atoomnummer van Calcium
A
19
B
20
C
39
D
40

Slide 13 - Quiz

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 14 - Quiz

Wat is het atoomnummer van arseen?
A
18
B
39,948
C
33
D
74,922

Slide 15 - Quiz

Het atoomnummer is het zelfde als...
timer
0:20
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 16 - Quiz

Wat is het atoomnummer van Plutonium
A
78
B
84
C
91
D
94

Slide 17 - Quiz


Wat is het atoomnummer?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 18 - Quiz

Wat is het massagetal van natrium?
A
11
B
23
C
12
D
34

Slide 19 - Quiz

Geef het atoomnummer
en het massagetal van dit atoom.
A
6 6
B
6 12
C
12 12
D
12 18

Slide 20 - Quiz

protonen + neutronen = massagetal
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz


Een goudatoom met massagetal 197 heeft:
A
79 protonen 79 elektronen 197 neutronen
B
79 protonen 118 elektronen 197 neutronen
C
79 protonen 79 elektronen 118 neutronen
D
197 protonen 197 elektronen 79 neutronen

Slide 22 - Quiz


Wat is het massagetal?
A
10
B
12
C
14
D
16

Slide 23 - Quiz


Een kryptonatoom met massagetal 84 heeft:
A
36 neutronen 84 protonen 84 elektronen
B
48 neutronen 36 protonen 48 elektronen
C
84 neutronen 36 protonen 36 elektronen
D
48 neutronen 36 protonen 36 elektronen

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de verschillen tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
A
Verschillend aantal protenen
B
verschillend aantal neutronen
C
verschillend aantal elektronen
D
Er zijn geen verschillen

Slide 25 - Quiz

Het massagetal is:
A
Het aantal protonen + neutronen in de kern
B
Het aantal protonen + neutronen in de schillen
C
Het aantal neutronen in de schillen
D
Het aantal elektronen in de schillen

Slide 26 - Quiz

Wat is de lading van een elektron?
A
0
B
1-
C
1+
D
2+

Slide 27 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft Ca?
A
18
B
40
C
10
D
20

Slide 28 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft het koperatoom?
A
29
B
63
C
34

Slide 29 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft Au
A
197
B
118
C
79
D
97

Slide 30 - Quiz

Elektronen zijn negatief geladen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Metalen hebben als ion een
A
- lading
B
+ lading

Slide 32 - Quiz

Een ion-binding ontstaat doordat het negatieve ion en het positieve ion zich tot elkaar aangetrokken voelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Hoe is dit ion gevormd?
A
Het ion heeft een proton afgestaan
B
Het ion heeft een proton opgenomen
C
Het ion heeft een elektron afgestaan
D
Het ion heeft een elektron opgenomen

Slide 34 - Quiz


Hoe is dit ion opgebouwd?
Ca2+
A
20 p, 20 n en 20 e
B
20 p, 20 n en 18 e
C
20 p, 20 n en 22 e

Slide 35 - Quiz

De ionmassa van een Na+ ion is...
A
23,00 u
B
22,00 u
C
21,99 u
D
22,99 u

Slide 36 - Quiz

Een O2- ion heeft:
A
16 protonen en 18 elektronen
B
16 protonen en 14 elektronen
C
8 protonen en 10 elektronen
D
8 protonen en 6 elektronen

Slide 37 - Quiz

Een ion is.....
A
Een deeltje zonder lading
B
Een deeltje met evenveel protonen als neutronen
C
een deeltje met een lading
D
Een deeltje met evenveel protonen als elektronen

Slide 38 - Quiz

Aan de slag!
1) Zijn er nog vragen over 2.1? Stel ze dan!
Huiswerk: Afmaken H7.1, 7.2, 7.3


Slide 39 - Slide