V4 - TH4 (V5) - DNA - BS6

Thema 4 (V5) DNA

BS 6 - Genetische variatie
1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 4 (V5) DNA

BS 6 - Genetische variatie

Slide 1 - Slide

Leerdoel BS 6
Na deze BS kan je: 
  • verschillende typen en uitwerkingen van mutaties beschrijven

Slide 2 - Slide

mutatie
veranderingen in het DNA door fouten in de 
  • replicatie 
  • celdeling

Slide 3 - Slide

mutaties 
  • puntmutatie
  • genoommutatie

Slide 4 - Slide

puntmutatie 
op het niveau van de DNA sequentie 
  • verandering van 1 nucleotide
  • wordt doorgegeven na 
       replicatie aan de volgende cel
  • substitutie = vervangen
  • deletie  = verwijderen
  • insertie = toevoegen
insertie
deletie
substitutie

Slide 5 - Slide

genoom mutaties
ontstaan tijdens de celdeling 
meiose 

Slide 6 - Slide

mitose
binas 76
start: 
  • 1 cel (2n) diploïde
  • 92 chromatiden
 resultaat: 
  • 2 cellen (2n) diploïde
  • 46 chromatiden

Slide 7 - Slide

meiose 
binas 76
start -> geen synthese
  • 1 cel (2n) diploide
  • 92 chromatiden
resultaat 
  • 4 cellen (n) haploïde
  • elk 23 chromatiden

Slide 8 - Slide

meiose 
zo ontstaan nieuwe 
combinatie genen
 = recombinatie

Slide 9 - Slide

genoommutaties

Slide 10 - Slide

genoommutatie 
op het niveau van het chromosoom 
  • dus meerdere genen bij betrokken
  • tijdens de meiose (celdeling voor eicel/spermacel)
  • stukken maar ook hele delen van het chromosoom kunnen vermenigvuldigd worden of verdwijen

Slide 11 - Slide

genoommutatie 
non-disjunctie
  • beide chromosomen gaan naar dezelfde pool
  • ontstaan van bijvoorbeeld trisomie-21 = down syndroom


Slide 12 - Slide

genoommutatie
= crossing over 

Slide 13 - Slide

oorzaken van mutaties
  • spontaan / foutje van de natuur
  • straling (radioactief , röntgen, UV)
  • mutagene stoffen (sigaretten rook, asbest, alcohol)
  • virussen (humaan papiloma virus HPV)

Slide 14 - Slide

stralingsschade 
Clarance Madison Dally (1865-1904)
maakte rond 1900 röntgenbuizen 
waarschijnlijk eerste Amerikaan
die stierf aan stralingsexperimenten


Slide 15 - Slide

Wat aan DNA fouten te doen? 
DNA-reparatie 
  • mutaties die tijdens replicatie ontdekt worden worden gerepareerd
  • tumorsupressorgenen zorgen ervoor dat de cel niet door de check komt en niet verder deelt 
  • bij onherstelbare schade gaat de cel dood

Slide 16 - Slide

Let op! 
Mutaties hoeven niet altijd slecht te zijn!

  • draagt bij aan de (bio)diversiteit!
  • kan leiden tot betere eigenschappen!

Slide 17 - Slide

Wat is een oorzaken waardoor een opgetreden mutatie meestal wel merkbare gevolgen heeft.
A
In de meeste lichaamscellen blijft het gevolg van de mutatie beperkt tot de cellen zelf.
B
De meeste mutaties treden op in een van de chromosomen van een chromosomenpaar.
C
De mutatie veroorzaakt geen wijzigingen in de aminozuurvolgorde van het eiwitmolecuul of in de werking van het eiwitmolecuul.
D
Een mutatie in een tumorsupressorgen, waardoor de check niet meer goed verloopt.

Slide 18 - Quiz

Hoe komt het dat gemuteerde alleen meestal recessief zijn?
A
Omdat het andere chromosoom nog intact is.
B
Omdat drie mutaties nodig hebt voor een aminozuur verandering.
C
Omdat het andere chromosoom ook direct mee veranderd.

Slide 19 - Quiz

Soms ontstaat door een mutatie een allel dat zorgt voor de synthese van een eiwit dat een werkzaam enzym blokkeert.

Is zo’n mutatie ook recessief? want...
A
Zo’n mutatie is niet recessief, want de mutatie komt tot uiting in het fenotype.
B
Zo’n mutatie is wel recessief, want de mutatie komt tot uiting in het fenotype.
C
Zo’n mutatie is niet recessief, want de mutatie komt niet tot uiting in het fenotype.

Slide 20 - Quiz

Gevolgen van mutaties
Als:
  • DNA-replicatie-checks niet goed gaan
  • celdeling checks niets opmerken
of
  • de mutatie in een gen zit betrokken bij de celdeling 
  • de mutatie in een gen zit betrokken bij de differentiatie 
dan kunnen er tumoren ontstaan.

Slide 21 - Slide

Het ontstaan van kanker
regulatie van celgroei en differentiatie door:
  • proto-oncogenen

mutatie in Proto-oncogen kan leiden tot:
  • oncogen
  • ontstaan van een gezwel (tumor)

Slide 22 - Slide

Het ontstaan van kanker
2 soorten tumoren
  • goedaardig
  • kwaadaardig



Slide 23 - Slide

Het ontstaan
van kanker

uitzaaiingen = metastasen

losgeraakte cellen die
zich verspreiden via 
bloedvaten of 
lymfevaten 

Slide 24 - Slide

De behandeling
goedaardig
  • verwijdering 
kwaadaardig
  • verwijdering + 
omliggend weefsel
  • bestraling

metastasen:
  • chemo



Slide 25 - Slide

De behandeling
chemotherapie 
  • cytostatica
  • celgroei remmende  
       medicatie

    bestraling:
    • stralen doden de cellen



    Slide 26 - Slide

    goedaardige tumor? 

    Slide 27 - Slide

    Waarom is het belangrijk een tumor in een vroeg stadium op te sporen? Omdat:
    A
    de kans bestaat dat een tumor kwaadaardig is en zich gaat uitzaaien
    B
    de kans bestaat het een goedaardige tumor is en gaat uitzaaien.
    C
    de kans bestaat dat een tumor kwaadaardig is en zich gaat inkapselen
    D
    de kans bestaat dat een tumor goedaardig is en zich gaat licht geven

    Slide 28 - Quiz

    Waarom komt kanker meer voor bij oudere mensen dan bij jongere mensen?
    A
    de kans bij oudere mensen groter is dat de cellen zich repareren
    B
    de kans bij oudere mensen groter is dat er kankerverwekkende mutaties zijn ontstaan
    C
    jonge mensen kunnen geen kanker krijgen
    D
    omdat oudere mensen minder snel nieuwe cellen krijgen.

    Slide 29 - Quiz

    Waardoor brengt een operatie bij kanker gewoonlijk geen genezing als er metastase opgetreden is?
    A
    de tumor zit op 1 plek in het lichaam
    B
    radiotherapie / bestraling is minder heftig.
    C
    het weefsel zit verweefd in de andere cellen
    D
    door de uitzaaiingen kunnen er secundaire tumoren verspreidt zitten in het lichaam

    Slide 30 - Quiz

    Welke therapie wordt het vaakst toegepast wanneer er bij een patiënt al metastase is opgetreden: radiotherapie of chemotherapie?
    A
    chemoterapie, want dit werkt lokaler in het lichaam
    B
    radiotherapie, want dit werkt lokaler in het lichaam
    C
    chemoterapie, want zo wordt ook de celdeling van kleine tumoren verstoord
    D
    radiotherapie, want zo wordt ook de celdeling van kleine tumoren verstoord

    Slide 31 - Quiz

    Er worden medicijnen ontwikkeld om de groei van bloedvaatjes naar een tumor tegen te gaan.
    - Wat is het effect van deze medicijnen op de ontwikkeling van de tumor?
    A
    een tumor wordt zo minder voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en zal de groei van de tumor remmen.
    B
    een tumor wordt zo meer voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en zal de groei van de tumor remmen.
    C
    dit heeft geen effect
    D
    een tumor wordt zo meer voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en zal de groei van de tumor laten toenemen.

    Slide 32 - Quiz

    nog vragen? 
    maak de opdrachten 

    Slide 33 - Slide