LES 7 - Haastige spoed is zelden goed

Deze bromfietser had haast. Hij trok zich niets van de lichten aan, en reed door
A
groen
B
rood
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
VerkeerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze bromfietser had haast. Hij trok zich niets van de lichten aan, en reed door
A
groen
B
rood

Slide 1 - Quiz

Op gevaarlijke kruispunten staan vaak verkeerslichten. Die staan daar juist om het verkeer _____

Slide 2 - Open question

Een auto nadert een kruispunt met verkeerslichten. De bestuurder heeft gezien dat het verkeerslicht al een tijdje op groen staat. Wat kan hij het beste doen?
A
hij kan hard gaan rijden om te proberen nog over het kruispunt te komen.
B
hij moet vaart minderen, omdat het licht wel dadelijk op oranje zal springen.

Slide 3 - Quiz

Hannie is op de fiets. Ze nadert een kruispunt met verkeerslichten. Het licht springt op oranje. Wat kan ze het beste doen?
A
ze moet nu afremmen, want het licht springt dadelijk op rood.
B
zij kan nu beter hard doorrijden.

Slide 4 - Quiz

Als je verkeerslichten nadert, kun je het beste altijd snelheid
A
vermeerderen
B
verminderen

Slide 5 - Quiz

Kijk goed naar het plaatje! 

Slide 6 - Slide

Robert en Bas hebben _____. er zijn ________ in het zwembad. Daar doen ze ook aan mee. Ze zijn te ____
ze moeten een ____________ passeren. 
nu loopt het nog net goed af. 
Anja is _____. die neemt  de ___________ voordat ze oversteekt. ze __________________. 
tijd
verstandig
wedstrijden
laat
onbewaakte overweg
kijkt en luistert
haast

Slide 7 - Drag question

Bart komt te laat op school en rijdt veel te hard. hij moet rechtsaf. Nu gaat het mis. Wat vergeet hij?

Slide 8 - Open question

de bocht naar rechtst moet hij....

Slide 9 - Open question

Marit is te laat voor school. ze wil de bus rechts inhalen. mag dat?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Waarom is het heel gevaarlijk wat Marit doet?

Slide 11 - Open question

Een bromfietser rijdt op de rijbaan binnen de bebouwde kom. Hij rijdt 50 km per uur. hij krijgt een bekeuring. waarom?

Slide 12 - Open question

Simon moet voor vijf uur op het voetbalveld zijn. hij moet trainen. maar hij is te laat. Daarom heeft hij zo'n haast. 

Slide 13 - Slide

Simon nadert een
A
voorrangsweg
B
gewone weg

Slide 14 - Quiz

je ziet wat Simon doet. Hij moet hier...
A
doorrijden
B
wachten

Slide 15 - Quiz

bovendien geeft hij geen _____ aan

Slide 16 - Open question

Het loopt nu nog goed af. 

Haastige spoed is zelden goed! 

Slide 17 - Slide

De regel: 'Alle bestuurders van rechts hebben voorrang' geldt hier....
A
niet
B
wel

Slide 18 - Quiz

Bert kan niet wachten als hij zijn oom ziet. 

Slide 19 - Slide

Wat hadden Bert en zijn oom anders moeten doen?

Slide 20 - Open question

De fiets en de auto moeten beide linksaf. wie gaat voor?
A
De auto, omdat hij bij het snelverkeer hoort?
B
de fietser, omdat alle bestuurders van rechts voorgaan.

Slide 21 - Quiz

Wie gaat hier voor?
A
De fietser, die hoort tot het verkeer.
B
de ruiters, want alle bestuurders van rechts gaan voor.

Slide 22 - Quiz

Linde en Mike zijn bij de rotonde. wie hebben hier voorrang?
A
de auto
B
Linde en Mike

Slide 23 - Quiz

Rachid gaat naar de korfbalvereniging. De auto slaat rechts af. De auto heeft zijn richtingsaanwijzer aan. Dit doet hij
A
goed
B
niet goed.

Slide 24 - Quiz

Wie mag er eerst, Rachid of de auto?
A
Rachid
B
de auto

Slide 25 - Quiz

Je bent wijs in het verkeer
Herhaling van de voorgaande lessen. 

Slide 26 - Slide

Voor het rijden op een snorfiets moet je
A
16 jaar zijn
B
18 jaar zijn

Slide 27 - Quiz

Voor het rijden op een snorfiets heb je
A
een rijbewijs nodig
B
geen rijbewijs nodig.

Slide 28 - Quiz

Mark heeft haast. Hij wil de fietser inhalen. wanneer kan Mark het beste inhalen?

Slide 29 - Open question

Janine heeft haas. De vrachtauto staat voor de zebra stil. Janine wil de auto voorbij. Waarom is dat verboden?

Slide 30 - Open question

Josje blijft op het fietspad. Zij blijft de rotonde volgen. de bromfietser gaat naar rechts. Josje moet...
A
wel wachten op de bromfiets
B
niet wachten op de bromfiets

Slide 31 - Quiz

Waar kun je dat aan zien?

Slide 32 - Open question