HERHALING H5=Bewegen

In figuur 2 zie je het plaats-tijddiagram van een fietser:
 a Leg uit wat voor soort beweging de fietser uitvoert.
 b Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser gedurende de gehele beweging.


1 / 47
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

In figuur 2 zie je het plaats-tijddiagram van een fietser:
 a Leg uit wat voor soort beweging de fietser uitvoert.
 b Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser gedurende de gehele beweging.


Slide 1 - Slide

Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand. Welke formule klopt?
A
reactieafstand = remweg + stopafstand
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand + remweg
D
remweg = reactieafstand-stopafstand

Slide 2 - Quiz

Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand.
Welke formule klopt?


A
reactieafstand = remweg + stopafstand
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand + remweg
D
stopafstand = reactieafstand x remweg

Slide 3 - Quiz

De reactieafstand en de remweg samen noem je de stopafstand.

REACTIEAFSTAND + REMWEG  =  STOPAFSTAND

Slide 4 - Slide

Stopafstand = reactie afstand + remweg

De beginsnelheid heeft invloed op:
A
Alleen op de remweg
B
Alleen op de reactieafstand
C
Alleen op de remweg en de stopafstand
D
Op de reactieafstand, de remweg en de stopafstand

Slide 5 - Quiz

Stopafstand = reactie afstand + remweg

De massa heeft invloed op:
A
Alleen op de remweg
B
Alleen op de reactieafstand
C
Alleen op de remweg en de stopafstand
D
Alleen op de reactieafstand en de stopafstand

Slide 6 - Quiz

Stopafstand

  • Stopafstand = reactieafstand + remweg.
  • 2 seconden afstand tussen elkaar is een relatief veilige tijd en daardoor afstand (volgafstand).

Slide 7 - Slide

Remmen en botsen
*snelheid n keer zo groot = remweg n2 keer zo lang
*stopafstand = reaktieafstand + remweg

Slide 8 - Slide

Kruis de juiste omschrijving van de remweg aan.
A
de afstand die een auto aflegt in een vertraagde beweging
B
de afstand die een auto aflegt tijdens het reageren
C
de totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen

Slide 9 - Quiz

Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben.
Welke omstandigheden beïnvloeden de remweg?

A
De auto heeft een zware lading aan boord
B
De autobanden heeft bijna geen profiel meer
C
De bestuurder kijkt op een kaart om de route te vinden
D
Het wegdek is glad door sneeuw

Slide 10 - Quiz

Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Kruis de grootheden aan die de remweg beïnvloeden.
A
de afstand
B
de massa
C
de remkracht
D
de snelheid

Slide 11 - Quiz

Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben.
Welke omstandigheden beïnvloeden de remweg?
A
De auto trekt een zwaar beladen aanhangwagen
B
De auto rijdt sneller dan de maximumsnelheid
C
De autobanden hebben bijna geen profiel meer
D
De bestuurder voert een telefoongesprek

Slide 12 - Quiz

In de grafiek zie je de remweg bij verschillende snelheden. Hoe groter de snelheid is, hoe groter de remweg is.
Hoeveel keer is de remweg bij 100 km/h langer dan bij 50 km/h?
A
2
B
4
C
8

Slide 13 - Quiz

Als het sneeuwt, heeft een auto bij een snelheid van 80 km/h een remweg van 100 m.
Welke bewering over de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 120 km/h is juist?
A
De remweg is even lang
B
De remweg is korter
C
De remweg is langer

Slide 14 - Quiz

Als het regent, heeft een auto bij een snelheid van 100 km/h een remweg van 100 m.
Hoe groot is de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 120 km/h?
A
84 m
B
98 m
C
100 m
D
144 m

Slide 15 - Quiz

Als het regent, heeft een auto bij een snelheid van 100 km/h een remweg van 100 m.
Hoe groot is de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 120 km/h?
A
84 m
B
98 m
C
100 m
D
144 m

Slide 16 - Quiz

In de grafiek zie je de remweg bij verschillende snelheden. Hoe groter de snelheid is, hoe groter de remweg is.
Hoeveel keer is de remweg bij 40 km/h korter dan bij 80 km/h?
A
2
B
4
C
8

Slide 17 - Quiz

Onder normale omstandigheden heeft een auto bij een snelheid van 100 km/h een remweg van 50 m.
Welke bewering over de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 80 km/h is juist?
A
De remweg is even lang
B
De remweg is korter
C
De remweg is langer

Slide 18 - Quiz

Bij droog weer heeft een auto bij een snelheid van 80 km/h een remweg van 40 m.
Hoe groot is de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 40 km/h?
A
10 m
B
40 m
C
60 m
D
80 m

Slide 19 - Quiz

Shanna rijdt met haar vriend achter op de scooter naar de stad. De remweg van haar scooter is onder deze omstandigheden langer dan als ze alleen op de scooter zit. Vul de juiste woorden in.
Doordat ze haar vriend achterop heeft, is de totale massa …………….normaal.

Slide 20 - Open question

Een vrachtwagen rijdt met een volle container naar een winkel. Daar wordt de container helemaal uitgeladen. De vrachtwagen rijdt met een lege container terug naar zijn opdrachtgever.
Hoeveel afstand kan de chauffeur op de terugweg houden tot het verkeer voor zich op de snelweg, als hij bij een noodstop toch op tijd stil wil staan?
A
evenveel als op de heenreis
B
meer dan op de heenreis
C
minder dan op de heenreis

Slide 21 - Quiz

Shanna rijdt met haar vriend achter op de scooter naar de stad. De remweg van haar scooter is onder deze omstandigheden langer dan als ze alleen op de scooter zit. Vul de juiste woorden in.
Hoe...………….de massa, hoe langer de remweg.

Slide 22 - Open question

Een vrachtwagen rijdt met een lege container naar een fabriek. Daar wordt de container volgeladen met laptops, waarmee de vrachtwagen terugrijdt naar zijn opdrachtgever.
Hoeveel afstand kan de chauffeur op de terugreis houden tot het verkeer voor zich op de snelweg, als hij bij een noodstop toch op tijd stil wil staan?
A
evenveel als op de heenreis
B
meer dan op de heenreis
C
minder dan op de heenreis

Slide 23 - Quiz

Een automobiliste rijdt met 80 km/h over een doorgaande weg. Ze ziet dat de vrachtauto voor haar een deel van zijn lading verliest. Ze reageert snel, maar toch duurt het even tot ze de rem intrapt. Enkele seconden later komt haar auto nog net op tijd tot stilstand.
Tussen welke twee momenten legt de auto de reactieafstand af?
A
tussen het intrappen van de rem en het stilstaan
B
tussen het zien tussen en het intrappen van de rem
C
tussen het zien en het stilstaan

Slide 24 - Quiz

Een automobiliste rijdt met 80 km/h over een doorgaande weg. Ze ziet dat de vrachtauto voor haar een deel van zijn lading verliest. Ze reageert snel, maar toch duurt het even tot ze de rem intrapt. Enkele seconden later komt haar auto nog net op tijd tot stilstand.
Tussen welke twee momenten legt de auto de reactieafstand af?
A
tussen het intrappen van de rem en het stilstaan
B
tussen het zien tussen en het intrappen van de rem
C
tussen het zien en het stilstaan

Slide 25 - Quiz

Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben.
Welke omstandigheden beïnvloeden de reactietijd?
A
De bestuurder voert een telefoongesprek
B
De auto trekt een zwaarbeladen aanhanger
C
De bestuurder is erg moe
D
De auto rijdt sneller rijdt sneller dan maximum snelheid

Slide 26 - Quiz

Een automobiliste rijdt met 80 km/h over een doorgaande weg. Ze ziet dat een vrachtauto voor haar een deel van zijn lading verliest. Ze reageert snel, maar toch duurt het even tot ze de rem intrapt. Enkele seconden later komt haar auto nog net op tijd tot stilstand.
Hoe noem je de afstand die haar auto aflegt tussen het moment dat ze de lading ziet schuiven en het moment dat ze de rem intrapt?
A
de reactieafstand
B
de remweg
C
de stopafstand

Slide 27 - Quiz

Het is mogelijk de afstand te berekenen die een voertuig nodig heeft om volledig tot stilstand te komen.
Kruis de formules aan waarmee je deze stopafstand kunt berekenen.
A
stopafstand=reactieafstand+ remweg
B
stopafstand=reactieafstand - remweg
C
stopafstand= remweg + reactieafstand
D
stopafstand= remweg - reactieafstand

Slide 28 - Quiz

Het is mogelijk de afstand te berekenen die een voertuig nodig heeft om volledig tot stilstand te komen.
Kruis de formules aan waarmee je deze stopafstand kunt berekenen.
A
stopafstand=reactieafstand+ remweg
B
stopafstand=reactieafstand - remweg
C
stopafstand= remweg + reactieafstand
D
stopafstand= remweg - reactieafstand

Slide 29 - Quiz

Een automobilist rijdt door een straat waar kinderen spelen. Plots rent een kind de straat op. De autombilist moet remmen. De remweg van zijn auto is 11,6 m. De reactieafstand is 9,5 m. Bereken de stopafstand van de auto.
De stopafstand van de auto is ………………... m.

Slide 30 - Open question

Een automobiliste rijdt met een snelheid van 22 m/s over een doorgaande weg. Ze moet plots remmen. De reactietijd van de automobiliste is 0,8 s. De remweg van de auto bij deze snelheid is 40,0 m.
Bereken de stopafstand.
A
17,6 m
B
22,4 m
C
40,0 m
D
57,6

Slide 31 - Quiz

De stopafstand kun je berekenen met de formule:
stopafstand = reactieafstand + remweg
De remweg kun je meestal bepalen uit een grafiek. Voor de reactieafstand kun je een formule gebruiken.
A
reactieafstand=snelheid x reactietijd
B
reactieafstand=snelheid : reactietijd
C
reactieafstand= reactietijd : snelheid

Slide 32 - Quiz

Een automobilist rijdt in de richting van een verkeerslicht. Het verkeerslicht springt op oranje. De autombilist moet remmen. De remweg van zijn auto is 23,8 m. De reactieafstand is 15,6 m.
Bereken de stopafstand van de auto.
De stop afstand van de auto is m.

Slide 33 - Open question

Een vrachtauto rijdt met een snelheid van 25 m/s over een doorgaande weg. De chauffeur moet plots remmen. De reactietijd van de chauffeur is 1,1 s. De remweg van de vrachtauto bij deze snelheid is 150 m.
Bereken de stopafstand.
A
27,5 m
B
122,5 m
C
150,0 m
D
177,5 m

Slide 34 - Quiz

De formules
De reactieafstand kun je uitrekenen door: 
reactieafstand = reactietijd x snelheid

De stopafstand kun je uitrekenenc door
Stopafstand =  reactieafstand + remweg

Slide 35 - Slide

Een automobilist rijdt door een straat waar kinderen spelen. Plots rent een kind de straat op. De autombilist moet remmen. De remweg van zijn auto is 11,6 m. De reactieafstand is 9,5 m.
Bereken de stopafstand van de auto.
De stopafstand van de auto is...…………………... m.

Slide 36 - Open question

Bij welke snelheid is de remweg het kortste?
A
200 km/h
B
15 km/h
C
100 km/h
D
20 km/h

Slide 37 - Quiz

Wanneer zou je de kortste remweg hebben?
A
Droge weg
B
Nat wegdek door de regen
C
Wegdek met sneeuw
D
Wegdek met ijs

Slide 38 - Quiz

Welke afstand is altijd het langste
A
Stopafstand
B
Remweg
C
Reactieafstand

Slide 39 - Quiz

Wat kan je reactietijd beïnvloeden?

Slide 40 - Open question

bekijk de grafiek over de remweg.

uitspraak 1: wanneer jouw snelheid verdubbelt, dan verdubbelt ook jouw remweg.
uitspraak 2: de remweg bij een snelheid van 100 km/h is 60m
A
beide uitspraken zijn juist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
alleen uitspraak 1 is juist
D
alleen uitspraak 2 is juist

Slide 41 - Quiz

Hoe groot wordt de remweg wanneer de snelheid 2x zo groot wordt?
A
Blijft even groot
B
Die wordt 2x zo groot
C
Die wordt 4x zo groot
D
Die wordt 8x zo groot

Slide 42 - Quiz

Je fietst naar school met je vriend achterop.
Als je moet remmen, is je remweg KORTER dan wanneer je alleen op de fiets zit.
A
waar
B
niet waar

Slide 43 - Quiz

een vrachtwagen rijdt in de regen met 22,2 m/s. hoe groot is zijn remweg?
A
24,5m
B
48m
C
50m
D
het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 44 - Quiz

Als een auto 30 km/h rijdt is de remweg 8 m. Hoe groot is deze bij 90 km/h ?
A
24 m
B
32 m
C
72 m
D
90 m

Slide 45 - Quiz

Bekijk de s,t-diagram. hoe groot is de remweg van deze persoon?
A
5 meter
B
20 meter
C
25 meter
D
dat kun je niet zeggen

Slide 46 - Quiz

Marja ziet een verkeerslicht op oranje springen.
Zij gaat remmen 0,8 s nadat het licht op oranje springt.
Hoe heet de afstand die zij aflegt in die 0,8 s?
A
reactieafstand
B
remweg
C
stopafstand

Slide 47 - Quiz