17.3-17.5 Evolutie en soortsvorming

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Homologe of analoge organen
Homologe organen hebben een gedeelde afstamming, maar mogelijk verschillende functies

Analoge organen hebben een vergelijkbare functie maar hebben een verschillende evolutionaire oorsprong

Slide 2 - Slide

Homoloog of analoog?
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 3 - Quiz

Hoe weet je de verwantschap tussen twee soorten?
A
Dat zie je aan het eerste woord, de soortnaam
B
Dat zie je aan het eerste woord, de geslachtsnaam
C
Dat zie aan het tweede woord, de soortnaam
D
Dat zie je aan het tweede woord, de geslachtsnaam

Slide 4 - Quiz

Doelen
  • Je kunt uitleggen hoe genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest en recombinatie kunnen leiden tot een specifieke verandering binnen een soort.

  • Je kunt uitleggen hoe door reproductieve isolatie nieuwe soorten kunnen staan (allopatrisch en sympatrisch)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Evolutie in een notendop
1) er zijn binnen de populatie door mutatie en seksuele voortplanting nieuwe varianten ontstaan/varianten aanwezig waardoor genetische variatie aanwezig is


2) er vindt natuurlijk selectie plaats/ de (best)aangepaste individuen overleven


 3) de (best) aangepaste individuen geven de eigenschappen door

Slide 9 - Slide

Als we het over evolutie hebben, welke tijdspanne hoort hier dan bij?
A
Enkele jaren - tientallen jaren
B
Honderden jaren
C
Duizenden jaren
D
Tienduizenden jaren en langer

Slide 10 - Quiz

Bij natuurlijke selectie past een organisme zich aan aan de omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Welke twee factoren bepalen de fitness van een individu?

Slide 14 - Open question

selectiedruk
omgevingsfactor die ervoor zorgt dat bepaalde eigenschappen een selectievoordeel of -nadeel hebben

bv: een slang zorgt dat alleen gecamoufleerde kameleon het overleeft.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn.

Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Ja, natuurlijke selectie
B
Ja, kunstmatige selectie
C
Nee

Slide 17 - Quiz

Genotype vs Fenotype
Genotype zijn alle eigenschappen die vastliggen in je DNA (denk aan het woord GEN)
Fenotype is hoe alle eigenschappen tot uiting komen

Voorbeeld: stel je hebt ouders met blauwe ogen en met bruine ogen. Jijzelf hebt bruine ogen.  Jouw genotype is dan blauw-bruin. Je fenotype is bruin. 


Slide 18 - Slide

Soortvorming d.m.v. natuurlijke selectie. Zet de zinnen in de juiste volgorde
Er bestaat variatie in genotype en fenotype binnen een populatie
De voordelige fenotypen worden dus doorgegeven
Een mutatie leidt tot een verandering in fenotype dat voordelig uitkomt in de omgeving
Door voortplanting, mutaties en recombinatie kunnen nieuwe genotypen ontstaan
De mutant overleeft door zijn aanpassing beter en krijgt meer nakomelingen 
Als er genoeg verschillen in genotype en fenotype zijn ontstaan kan dat leiden tot een nieuwe soortvorming

Slide 19 - Drag question

Evolutie is niets anders dan een opeenstapeling van toevallige mutaties in het DNA die voordelig zijn voor de fitness van een individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Evolutievragen op examens...
1.  er is binnen de populatie genetische variatie aanwezig

1b. er ontstaat door een mutatie een aangepast individu

2. er vindt natuurlijk selectie plaats/ de aangepaste individuen* overleven
* benoem wat die individuen zijn

3. de (best) aangepaste individuen geven de eigenschappen door


Slide 21 - Slide

Leg uit hoe uit een populatie olifanten er mammoeten kunnen ontstaan (3p)

Slide 22 - Open question

Leg uit hoe gele parkieten kunnen ontstaan uit blauwe parkieten. (4p)

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Video

Leg deze video in je eigen woorden uit.
Gebruik de woorden genetische variatie, natuurlijke selectie, overleving

Slide 25 - Open question

Huiswerk
Alle vragen bij 17.3

Slide 26 - Slide