Vermogensrecht goederenrecht, wat weet je al?

Het vermogensrecht bestaat uit verbintenissenrecht en ....
A
burgerlijk recht
B
civiel recht
C
goederenrecht
D
procesrecht
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
LOBMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het vermogensrecht bestaat uit verbintenissenrecht en ....
A
burgerlijk recht
B
civiel recht
C
goederenrecht
D
procesrecht

Slide 1 - Quiz

Het goederenrecht gaat over absolute rechten op goederen, waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

goederen kunnen zijn:
A
relatieve en absolute goederen
B
onrechtmatig en rechtmatig
C
juridische personen en rechtspersonen
D
zaken en vermogensrechten

Slide 3 - Quiz

Vermogensrechten zijn goederen die je ...
A
niet kunt vastpakken en eigenlijk niet bestaan
B
kunt vastpakken en ook bestaan
C
niet kunt vastpakken maar wel een economische waarde hebben
D
kunt vastpakken en economische waarde hebben

Slide 4 - Quiz

zaken kunnen zijn:
A
roerend en onroerend
B
registergoed of niet-registergoed
C
hoofdzaken en bestanddelen
D
geen van deze opties klopt

Slide 5 - Quiz

'Het bestanddeel volgt de hoofdzaak'. Dat betekent bijvoorbeeld dat:
A
het zadel bij de fiets blijft, óók als de fiets verkocht wordt
B
de koplampen in de auto blijven, ook als de koplampen gestolen waren
C
het huis en de grond altijd van dezelfde eigenaar zijn
D
een koelkast altijd een bestanddeel is van een keuken

Slide 6 - Quiz

een registergoed is een goed dat:
A
geregistreerd wordt door een rechter
B
een zaak die in een openbaar register móet worden ingeschreven
C
geregistreerd wordt in het kadaster
D
in een openbaar register mág worden ingeschreven

Slide 7 - Quiz

een registergoed kan zijn:
A
auto
B
vliegtuig
C
grote (container)schepen
D
huis

Slide 8 - Quiz

roerende zaken zijn zaken die:
A
je kunt verplaatsen
B
je niet kunt verplaatsen
C
tastbaar zijn
D
niet tastbaar zijn

Slide 9 - Quiz

'Een registergoed is altijd een onroerende zaak'.
A
dit is waar
B
dit is niet waar

Slide 10 - Quiz

het kadaster is:
A
het openbaar register waarin onroerende zaken staan
B
het openbaar register waarin alle registergoederen staan
C
een register van de notaris
D
het is geen register

Slide 11 - Quiz

niet-registergoederen zijn bijvoorbeeld:
A
auto's
B
grond
C
laptop
D
vliegtuigen

Slide 12 - Quiz

absolute recht zijn vaak vastgelegd bij de notaris, klopt dat?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

een zakelijk absoluut recht heeft zaaksgevolg, wat betekent dat?
A
het recht hoort bij de eigenaar van de zaak
B
het recht hoort bij niets of niemand
C
het recht hoort bij alle zaken
D
het recht hoort bij de zaak

Slide 14 - Quiz

Wat is het meest omvattende absolute recht?
A
recht van erfdienstbaarheid
B
opstalrecht
C
eigendomsrecht
D
appartementsrecht

Slide 15 - Quiz

erfdienstbaarheid is een absoluut recht dat gaat over:
A
of je over het erf van je buren mag lopen
B
of je een erfenis hebt gekregen
C
of je erfgenaam bent van dat recht
D
of je bloemkolen op de grond van je buren mag kweken

Slide 16 - Quiz

opstalrecht is geregeld in wetsartikel:
A
art. 3:101 BW
B
art. 5:85 BW
C
art. 5: 70 BW
D
art. 5:101 BW

Slide 17 - Quiz

erfdienstbaarheid is geregeld in artikel:
A
art. 5:70 BW
B
art 5:85 BW
C
art. 5:101 BW
D
art. 5:1 BW

Slide 18 - Quiz

erfpacht betekent dat je grond huurt die van iemand anders is
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

welk inzicht heb je door deze quiz gekregen over het goederenrecht en wat jij er al van weet?

Slide 20 - Open question