Hoofdstuk 10. Vermogensrecht

Hoofdstuk 10. Vermogensrecht
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolMBOvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 10. Vermogensrecht

Slide 1 - Slide

De vermogensrechten
Het vermogensrecht bestaat uit het goederenrecht en het verbintenissenrecht. 

Vermogensrechten (de rechten waaruit iemands vermogen is opgebouwd)

Kenmerkend : 
  • Je kunt ze waarderen in geld
  • Je kunt ze overdragen aan een ander

Slide 2 - Slide

De vermogensrechten
Er zijn 2 soorten vermogensrechten : 

Het verschil zit in de vraag: ten opzichte van wie kun je je recht handhaven?

  1. Rechten die iemand heeft over een goed en die door iedereen gerespecteerd moeten worden. Deze rechten worden absolute rechten genoemd. ( goederenrecht / eigendom ) 
  2. Rechten die de ene persoon alleen ten opzichte van die andere persoon heeft. Deze rechten heten relatieve rechten of verbintenissen. ( verbintenissenrecht / prestatie die je van elkaar tegoed hebt )

Slide 3 - Slide

De vermogensrechten
Voorbeeld van een absoluut recht : Eigendom
Voorbeeld van een verbintenis : De koopovereenkomst 




Slide 4 - Slide

Goederenrecht
Goederen

  • Zaken (tastbaar)
  • Vermogensrechten (niet tastbaar)

Zaken zijn weer onder te verdelen in :
  1. Onroerende goederen
  2. Roerende goederen

Slide 5 - Slide

Goederenrecht
Opdracht : 

Maak opdracht 4 en 5 uit je boek. 

Slide 6 - Slide

Goederenrecht
Goederen kunnen ook op een andere manier worden onderverdeeld.
  • Registergoederen 
  • Niet-registergoederen

Een goed is een registergoed als de overdracht verplicht via het openbaar register van het Kadaster moet plaatsvinden, zie art. 3:10 BW.

  1. Alle onroerende zaken
  2. Schepen van meer dan 20 ton
  3. Vliegtuigen van meer dan 20 ton.





Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

8 Absolute rechten op goederen in het BW
  • eigendom
  • erfdienstbaarheid
  • erfpacht
  • recht van opstal
  • appartementsrecht
  • vruchtgebruik
  • hypotheekrecht
  • pandrecht

Daarnaast is er nog het intellectueel eigendom. Absoluut recht op voortbrengselen van de menselijke geest ( merkenrecht en auteursrecht )

Slide 9 - Slide

8 Absolute rechten op goederen in het BW
Opdracht : 

Maak opdracht 6 uit je boek

Slide 10 - Slide

Verkrijging van goederen
Als je je vermogen uitbreidt door eigenaar te worden van goederen, dan is er sprake van verkrijging van goederen.

Er zijn twee manieren van verkrijging:

  1. verkrijging onder algemene titel
  2. verkrijging onder bijzondere titel.


Slide 11 - Slide

Verkrijging onder algemene titel 
Je krijgt alle bezittingen en schulden

  1. Via een erfenis 
  2. Boedelmenging ( bij trouwen in gemeenschap van goederen ) 
  3. Fusie van bedrijven





Slide 12 - Slide

Verkrijging onder bijzondere titel 
Er gaat een afzonderlijk goed over naar het vermogen van de ander.

Bijvoorbeeld het kopen van een auto. Je vermogen wordt groter doordat er goederen aan worden toegevoegd. 

  1. Overdracht ( beschikkingsbevoegd, geldige titel, levering )
  2. Verjaring ( als je je al een geruime tijd hebt gedragen als eigenaar )
  3. Onteigening ( bijvoorbeeld van grond door de overheid ) 


Slide 13 - Slide

Verkrijging onder bijzondere titel 
Er gelden drie eisen om een overdracht geldig te maken, art. 3:84 BW:
  • Beschikkingsbevoegdheid
  • Geldige titel
  • Levering

Beschikkingsbevoegdheid
Degene die het goed overdraagt, moet bevoegd zijn om over het goed te beschikken. Hij moet eigenaar zijn. 

De lener, de huurder, de dief en de heler zijn niet beschikkingsbevoegd.

Slide 14 - Slide

Verkrijging onder bijzondere titel 
Geldige titel
Met de geldige titel wordt de juridische reden voor de overdracht bedoeld. De titel geeft antwoord op de vraag waarom het goed wordt overgedragen. De titel is bijna altijd een koopovereenkomst, maar soms ook een schenkingsovereenkomst of een ruilovereenkomst.

Levering
De derde voorwaarde voor een geldige overdracht is de levering.
Leveringshandelingen zijn er in vele soorten. Welke handeling vereist is, hangt af van over welk goed het gaat. 

(Verschil tussen register goederen en niet-register goederen) 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Verbintenissenrecht
Een verbintenis is een juridische relatie tussen twee partijen waardoor de ene partij een plicht heeft om een prestatie te verrichten en de andere partij recht heeft op die prestatie.
  
Een prestatie is iets doen, iets niet doen of iets geven.

Slide 17 - Slide

Verbintenissenrecht
De persoon die de prestatie moet verrichten, wordt in het verbintenissenrecht de schuldenaar genoemd. Een ander woord voor schuldenaar is debiteur.

De persoon die recht heeft op de prestatie heet de schuldeiser. Een ander woord voor schuldeiser is crediteur.

De prestatie die de schuldenaar moet verrichten, noemt men de schuld. Het recht van de schuldeiser op die prestatie is een vordering.

Slide 18 - Slide

Verbintenissenrecht
Verbintenissen ontstaan:

  1. Uit een overeenkomst ( koopovereenkomst ) 
  2. Uit de wet ( schadevergoeding ) 

Slide 19 - Slide

De overeenkomst 
= Een juridisch bindende afspraak tussen twee of meer personen over het leveren van een prestatie. 

De prestatie is afhankelijk van de soort overeenkomst die is gesloten.

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, want voor deze overeenkomst zijn twee personen nodig om rechten en plichten te scheppen ( wilsovereenstemming moet blijken uit een verklaring ) 


Slide 20 - Slide

De overeenkomst 
Eisen aan de persoon die een rechtshandeling verricht: 
  1. Hij moet handelingsbekwaam zijn
  2. Hij moet bevoegd zijn om de rechtshandeling te doen

Aanbod en aanvaarding
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan, art. 6:217 lid 1 BW.

Slide 21 - Slide

De overeenkomst 
Rechtshandelingen zijn geldig als ze aan alle wettelijke vereisten voldoen. Zo niet, dan kan de rechtshandeling nietig of vernietigbaar zijn.
Nietig 
In strijd met de openbare orde, de goede zeden of de wet, art. 3:40 BW. Deze rechtshandeling is al direct ongeldig
Vernietigbaar
Een geldige rechtshandeling die ongeldig kan worden gemaakt door een brief te schrijven of naar de rechter te gaan 

Slide 22 - Slide

De overeenkomst 
Als de schuldenaar zijn prestatie niet uitvoert, dan is er sprake van een tekortkoming in de nakoming

Er zijn verschillende vormen van niet-nakoming:
  • De prestatie wordt helemaal niet verricht.
  • De prestatie wordt gedeeltelijk verricht.
  • De prestatie wordt niet op tijd verricht.
  • De prestatie wordt niet goed verricht.

Slide 23 - Slide

De overeenkomst 
Als de schuldenaar zijn verplichting niet of niet goed nakomt, heeft de schuldeiser vier acties die hij kan inzetten:

  1. Hij kan nakoming eisen.
  2. Hij kan zijn eigen verplichting opschorten.
  3. Hij kan de overeenkomst ontbinden.
  4. Hij kan schadevergoeding eisen.

In sommige gevallen heeft het geen zin om nakoming te eisen.

Slide 24 - Slide

Verbintenissen uit de wet
Verbintenissen uit de wet kunnen bestaan op grond van:

  1. Zaakwaarneming ( je past vrijwillig op een " zaak " van een ander )
  2. Onverschuldigde betaling ( per ongeluk geld overmaken op verkeerde rekening ) 
  3. Ongerechtvaardigde verrijking ( je koopt voor een lage prijs een schilderij waarvan je weet dat hij veel meer waard is ) 
  4. Onrechtmatige daad ( je brengt schade toe aan een ander )

Slide 25 - Slide

Aansprakelijk voor andermans onrechtmatig gedrag
Ouders zijn aansprakelijk voor het onrechtmatige gedrag van hun kinderen tot 14 jaar. Bij jongeren van 14 en 15 jaar zijn de ouders ook aansprakelijk, tenzij de ouders de schade niet hadden kunnen voorkomen. Dan is het kind zelf (met zijn eigen vermogen) aansprakelijk. 
Jongeren vanaf 16 jaar zijn zelf aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun onrechtmatige gedrag.

Als één van de loodgieters van het loodgietersbedrijf bij de reparatie van de verwarming vergeet de waterkraan dicht te zetten en de hele begane grond onder water staat, dan is de werkgever aansprakelijk voor de schade die daardoor ontstaat.

De aansprakelijkheid voor personen en zaken is geregeld in art. 6:169 e.v. BW.


Slide 26 - Slide

Voorbeeld van een rechtszaak in het verbintenissenrecht 

Slide 27 - Slide