Vaste voorzetsels naamval 3 en 4

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Stunde 1: F Sprechen

Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over vrijetijdsactiviteiten.

Je kunt de Ich- en Ach-Laut en chs uitspreken.

Stunde 2:Wiederholung Grammatik E

Je kunt het zelfstandig naamwoord in de derde en vierde naamval gebruiken.

ach-laut

AUTO

 na a, o, u en au als 

 in lachen.

Ich-Laut

In alle andere gevallen 

als g in vliegje.

Rechnung

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

doch

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

doch

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

Küche

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

Kuchen

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

euch

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

Rauch

1. Ich-Laut
2. Ach-Laut

Hast du am Wochenende schon was vor?
Wat betekent "was corhaben"?

zullen : wollen/ sollen/ werden

je stelt voor SAMEN iets te doen:

Wollen wir ins Kino gehen?

Je stelt voor iets voor IEMAND te doen:

Soll ich dein Auto waschen?

algemeen toekomst gericht:

Wann wird deine Schwester heiraten?

____ ich dir helfen?

1. wollen
2. sollen
3. werden

Wann _____ wir uns treffen?

1. wollen
2. sollen
3. werden

Meine Hausaufgaben ____ ich morgen machen. Heute habe ich keine Lust.

1. wollen
2. sollen
3. werden

info planning 

• volgende week: Leestoets wordt verschoven totdat we de toets op school kunnen afnemen.
• 
  
• 15 maart t/m 19 maart:-  toets K4 online en inleveren reclameposter Praxis K4 . (uitleg eerste les van volgende week)

Stunde 2:Wiederholung Grammatik E

Je kunt het zelfstandig naamwoord in de derde en vierde naamval gebruiken.

De namen van de dagen, de maanden, de jaargetijden en de windrichtingen:

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

De meeste dingen die eindigen op –e:

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät:

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

Woorden die eindigen op –chen en –lein:

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

Na de voorzetsels aus, bei, mit, nach, von, seit, zu volgt ____

1. naamval 3
2. naamval 4

Na de voorzetsels durch, für, ohne , um, bis volgt______

1. naamval 3
2. naamval 4

naamval 4

naamval 4 = naamval 1 m.u.v. mannelijk

m	den	einen
v	die	eine
o	das	ein*
mv	die	keine

naamval 3

mannelijk en onzijdig hebben dezelfde uitgang

geen verschil in uitgang tussen Der-Gruppe/ ein_Gruppe 

m	dem	einem
v	der	einer
o	dem	einem
mv	den	keinen

Was hast du gegen ____ Mädchen (o)

1. der
2. die
3. das
4. den

Er fährt mit _____ Bahn (v)

1. der
2. die
3. das
4. den

Sie macht sich Sorgen um _____ Sohn.

1. ihren
2. ihre
3. ihres
4. ihr

Seit wann ist er krank?
Seit _______ Woche (e)

1. eine
2. einer
3. einen
4. ein

zinsdeel en naamval

naamval 4: lijdend voorwerp

naamval 3: meewerkend voorwerp

Der Lehrer gibt _____Schüler ein Heft.
de

Der Lehrer öffnet ____ Fenster.
het

huiswerk + rest les

eventuele achterstanden in K4

A-F wegwerken

opdrachten die onvoldoende waren herstellen.