1MH week 38 les één

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Studying/reading
- Grammar 
- Worksheet
- Exercises
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

timer
10:00
Study stone one on page seventy-five

Slide 4 - Slide

Recap!
-> Grammar herhaling
-> Kijk- en luisteropdracht

Slide 5 - Slide

Grammar recap!

Slide 6 - Slide

Present simple
Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat betekent 'present simple'? Noem eens een voorbeeld.
2. Wanneer gebruik ik de 'present simple'?
3. Hoe vorm ik de 'present simple'? 
4. Welke twee werkwoorden werken helemaal anders?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Please go to page sixty-nine

Slide 9 - Slide

Object/subject pronouns 
Een object pronoun is een persoonlijk voornaamwoord.
Een subject pronoun is dat ook.

Maar wat is dan nu het verschil?

Slide 10 - Slide

Subject pronoun
Een subject pronoun is het onderwerp van de zin.
Deze staat vaak nog voor het werkwoord, vooraan in de zin.
 
Ze zijn als volgt:
I, you, he/she/it, we, you, they

Slide 11 - Slide

Object pronoun
Staat na het hoofdwerkwoord, meestal aan het einde van de zin.
Stel jezelf de vraag: wie doet wat? 
Makkelijk! Als er een voorzetsel in de zin staat (to of with) staat de object pronoun hierachter!

Ze zijn als volgt:
Me, you, him/her/it, us, you, them

Slide 12 - Slide

Subject pronoun
(onderwerp)
Object pronoun (wie doet wat?)
Aan het begin van een zin
Aan het einde van een zin
Voor het hoofdwerk-
woord
Na het hoofdwerkwoord
I, you, he, she, it, we, you, they
me, you, him, her, it, we, you, them

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

timer
1:00
Do assignments 56D and 57
Done? Study the stones

Slide 16 - Slide

Homework
- Do assignments 56D and 57
- Study stone one and two

Slide 17 - Slide