This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Deeltoets 5 en vanaf 3.9
Slide 1 - Slide
Welk marketinginstrument zie je hier?
A
product
B
promotie
C
plaats
D
personeel
Slide 2 - Quiz
In welke fase van de klantreis past de ‘niet-goed-geld-terug-garantie’ het beste?
A
Aankoop
B
Loyalty
C
Overweging
D
Service
Slide 3 - Quiz
De hoofdtaak van een verkoper is verkopen. Daaruit vloeit een aantal deeltaken voort. Wat is GEEN deeltaak van een verkoper
A
Herkenning van de vraag
B
Onderhouden van de vraag
C
Ontkennen van de vraag
D
Onderhouden van de vraag
Slide 4 - Quiz
Een kledingwinkel heeft een groot scherm opgehangen waar de consument zich op kan zien met verschillende artikelen uit de winkel op zich geprojecteerd. Bij welk thema hoort dit
A
Beleving
B
Hospitality
C
Interactiviteit
D
Loyalty
Slide 5 - Quiz
Wendy is gevraagd het voortouw te nemen in het regelen van een teamuitje. Ze wil graag een middag karten met haar afdeling. Ze heeft bij 4 kartcentra in de buurt van het bedrijf een offerte opgevraagd. Wat voor soort klant is Wendy?
A
Effectieve klant
B
Potentiële klant
C
Relationele klant
D
Ambassadeur
Slide 6 - Quiz
Waarvoor verkiezen consumenten soms toch de fysieke winkel boven een webshop?
A
Deskundigheid en gezondheid
B
Kostenbesparing en gezelligheid
C
Productbeleving en herkenning
D
Respect en loyaliteit
Slide 7 - Quiz
Wat is een belangrijke voorwaarde van klantenbinding?
A
Veel producten
B
Goedkope producten
C
Tevreden klanten
D
Veel klanten
Slide 8 - Quiz
Wat is de customer journey?
A
Een model waarbij je de ‘reis’ van de klant in kaart brengt.
B
Indirecte en directe touchpoints
C
Een marketingterm die wordt gebruikt binnen de retail om het keuzeproces van klanten te beïnvloeden.
D
Een manier om de klanttevredenheid te bepalen.
Slide 9 - Quiz
Waar is deze afbeelding een voorbeeld van?
A
Koopzegels
B
Merkgebonden loyaliteitsprogramma
C
Actiezegels
D
Kortingsbon
Slide 10 - Quiz
Max heeft een gold-abonnement bij Pathé cinema’s. Dat betekent dat hij voor € 19 per maand onbeperkt films mag kijken.
Wat is Max voor Pathé?
A
Relationele klant
B
Potentiële klant
C
Trouwe klant
D
Effectieve klant
Slide 11 - Quiz
Het jonge koppel wilde een Renault Clio kopen, maar kwam uiteindelijk thuis met een Renault Captur. De aangeboden extra’s waren te verleidelijk. Waar is in bovenstaand voorbeeld sprake van?
A
Bijverkoop
B
Cross-selling
C
Up-selling
D
Plaatsvervangende verkoop
Slide 12 - Quiz
Wat is storytelling?
A
De uitleg en instructie die aan de medewerkers van een evenement wordt gegeven.
B
De briefing die aan een evenementenbureau wordt gegeven voor het ontwikkelen van een bedrijfsevenement.
C
Het beschrijven van het thema, verhaal of de rode draad van een evenement
D
Een samenvatting van de beoordelingen die bezoekers van een evenement hebben gegeven.
Slide 13 - Quiz
Een juwelier heeft als verkoopsysteem:
A
bediening
B
zelfbediening
C
semi-zelfbediening
Slide 14 - Quiz
Juist of onjuist?
Spaarzegels zijn waardezegels die de klant kan kopen bij de productendie hij koopt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Wat is klantverloop?
A
Het verlies van klanten
B
De route die de klant doorloopt tijdens zijn klantreis
C
Het omver lopen van je klanten
D
Het omzetverlies uitgedrukt in een percentage
Slide 16 - Quiz
Wanneer spreken we van een herhalingsaankoop?
A
Als de klant een duurder product aanschaft dan hij van plan was
B
Als de klant een bijproduct koopt
C
Als de klant terug komt en nog een ander product koopt
D
Als de klant terug komt om zijn product te retourneren
Slide 17 - Quiz
De vloerspecialist komt vrijblijvend langs om tips te geven over materiaalsoort, kleur en hoeveelheid. Dit is een voorbeeld van
A
Klachtenafhandeling
B
Service voor aankoop
C
Service tijdens aankoop
D
Webcare
Slide 18 - Quiz
Wat is GEEN effectieve klant?
A
De stamgast die naar het café komt voor een drankje
B
De abonnementhouder van een fitnessclub
C
Een moeder die voor de derde keer op een dag bij de AH een product koopt
D
Een jongen die bedenkt dat hij wel een scooter wil kopen
Slide 19 - Quiz
Juist of onjuist?
Lisa verteld aan Barry hoe leuk de nieuwe film is. Dit is voor het bedrijf een direct touchpoint
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Juist of onjuist?
Customer journey is een ander woord voor de klantreis.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Juist of onjuist?
Touchpoint zijn contactpunten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Wat is een franchise?
A
Een eenmalige betaling voor het gebruik van een merknaam.
B
Een bedrijfsmodel waarbij een ondernemer een bestaand merk en concept gebruikt.
C
Een vorm van samenwerking tussen concurrenten.
D
Een bedrijfsmodel waarbij een ondernemer een nieuw merk en concept ontwikkelt.
Slide 23 - Quiz
Welke strategie wordt gebruikt als een product alleen via één kanaal wordt aangeboden, zoals een fysieke winkel?
A
Crosschanneling
B
Multichanneling
C
Single channeling
D
Marktaandeel
Slide 24 - Quiz
Saahil besluit naast zijn webshop ook een winkel te openen. Zijn systemen zijn nog niet op elkaar aangepast dus het zijn twee verschillende kanalen die nog niet met elkaar communiceren. Dit is een voorbeeld van:
A
Multi Channel
B
Single Channel
C
Cross Channel
D
Omni Channel
Slide 25 - Quiz
Juist of onjuist?
Webcare is een ander woord voor klachtenafhandeling.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Sleep de omschrijvingen naar het juiste begrip.
6 p's
Plaatsbeleid
Presentatiebeleid
Marketingmix
Waar kun je het product kopen?
Wat voor uitstraling heeft de winkel?
Slide 27 - Drag question
Wat is een distributiekanaal?
A
De marketingmix
B
De manier waarop bedrijven producten aan klanten verkopen
C
Het aanbod van de winkel
D
De structuur van het bedrijf
Slide 28 - Quiz
Hoe wordt het distributiekanaal langer?
A
Er zijn minder tussenschakels betrokken bij de verkoop.
B
Er zitten meer schakels tussen fabrikant en consument.
Slide 29 - Quiz
De autodealer besluit de autowerkplaats af te stoten
A
parallellisatie
B
specialisatie
C
integratie
D
voorwaartse integratie
Slide 30 - Quiz
Juist of onjuist? Potentiële klanten zijn klanten die al eerder iets hebben gekocht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quiz
Een chocoladefabriek besluit om naast chocola ook snoep te produceren. Van welke beweging is er sprake?
A
Achterwaartse integratie
B
Voorwaartse integratie
C
Parallellisatie
D
Differentiatie
Slide 32 - Quiz
Collecterende handel heeft (1) ........... leveranciers en (2) .......... afnemers.
A
1 = veel
2 = veel
B
1= veel
2 = weinig
C
1= weinig
2 = veel
D
1 = weinig
2 = weinig
Slide 33 - Quiz
Een bakker besluit alle bijproducten uit zijn assortiment te halen en voortaan alleen nog maar brood te verkopen. Dit is een vorm van:
A
Voorwaartse integratie
B
Achterwaartse integratie
C
Specialisatie
D
Parallellisatie
Slide 34 - Quiz
Handelsbedrijven die kleine partijen opkopen en verkopen in grote partijen, noem je:
A
collecterende handel
B
distribuerende handel
Slide 35 - Quiz
Wat is een bedrijfskolom? Een bedrijfskolom ....
A
... zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt
B
...is de productieweg binnen een bedrijf
C
...zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
D
...geeft aan welke bedrijven in de productieweg van een product voorkomen
Slide 36 - Quiz
Wat is MKB?
A
Midden Koop Bedrijf
B
Motivatie Klein Bedrijf
C
Midden Klein Bedrijf
D
Marketing Kennis Bedrijf
Slide 37 - Quiz
Juist of onjuist?
Touchpoint zijn contactpunten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
In een eenmanszaak....
A
kan uitsluitend één persoon werkzaam zijn
B
kunnen meerdere werknemers werkzaam zijn
Slide 39 - Quiz
Rico is een zelfstandige retailer met een eigen winkel. Hij heeft 45 werknemers in dienst. Tot welk type bedrijf hoort zijn winkel?
A
Microbedrijf
B
Kleinbedrijf
C
Grootwinkelbedrijf
D
Middelgroot bedrijf
Slide 40 - Quiz
Welke markt is een voorbeeld van ambulante handel?
A
Een warenhuis
B
Een weekmarkt in de stad
C
Een meubelzaak
D
Een tankstation
Slide 41 - Quiz
Wat bedoelen we met BVO?
A
bruto vloeroppervlak
B
bevolkingsonderzoek
C
oppervlak van gebruiksfunctie
D
vloeroppervlak wat gebruikt wordt
Slide 42 - Quiz
Wat bedoelen we met BVO?
A
bruto vloeroppervlak
B
bevolkingsonderzoek
C
oppervlak van gebruiksfunctie
D
vloeroppervlak wat gebruikt wordt
Slide 43 - Quiz
Wat is een voorbeeld van het verkoopsysteem zelfkeuze?
A
Een deel van het assortiment kan de klant zelf pakken, sommige artikelen moet een klant aan een medewerker vragen.
B
De klant kan vrij rondlopen en artikelen uitproberen en er is een medewerker aanwezig voor hulp.
C
De klant weegt en prijst de groente zelf op de AGF-afdeling van de supermarkt.
D
Er zijn vitrinekasten waar de klant artikelen die hij wil proberen kan aanwijzen.
Slide 44 - Quiz
Aldi heeft als verkoopsysteem:
A
bediening
B
zelfbediening
C
semi-zelfbediening
Slide 45 - Quiz
Omoda (schoenen) heeft als verkoopsysteem:
A
bediening
B
zelfbediening
C
semi-zelfbediening
Slide 46 - Quiz
Plaats de afbeeldingen bij de juiste P in de marketingmix
Plaats
Prijs
Product
Promotie
Presentatie
Personeel
Slide 47 - Drag question
Welk marketinginstrument zie je hier?
A
product
B
promotie
C
plaats
D
prijs
Slide 48 - Quiz
Wat zijn de unieke en onderscheidende kenmerken van jouw bedrijf?