Vergelijkingen zijn altijd figuurlijk bedoeld.
In vergelijkingen wordt iets wat er echt is (het object) vergeleken met iets wat erop lijkt (het beeld).
Het object en het beeld worden vaak verbonden door deze woorden:
als een ..., lijkt wel een..., zo..., als.
Zo trots als een pauw.
Zo doof als een kwartel.
Zo glad als een aal.