Poëzie les 3

1 / 17
next
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Interpretatie oefening
Noteer in drie zinnen je interpretatie van het gedicht.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Interpretatie oefening
Noteer in drie zinnen de interpretatie van de filmmakers.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Slide

Beeldspraak
Wat gebeurt er als je beeldspraak letterlijk neemt?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Beeldspraak
Beeld: Wat een boom van een vent.
Werkelijkheid: wat een grote vent.

Overeenkomst: Bomen zijn groot en deze man blijkbaar ook.

Slide 10 - Slide

Vergelijkingen
1. Vergelijking met als: Jullie schuur ziet eruit als een zwijnenstal.
2. Vergelijking zonder als: Jullie schuur is een zwijnenstal.
3. Vergelijking met van: Wat een zwijnenstal van een schuur hebben jullie.
4. Vergelijking zonder verbindingswoord: Jullie schuur, die zwijnenstal, moet nodig eens worden opgeruimd.

Opdracht: Wat is in al deze voorbeeld het beeld? Wat de werkelijkheid? Noteer.

Slide 11 - Slide

Metafoor
Beeld: het schip der woestijn.

Werkelijkheid: --->

Werkelijkheid staat dus niet in de tekst.

Slide 12 - Slide

Opdracht metafoor
Onderstaande zin bevatten metaforen. Wat verbeelden deze metaforen? (7 min)

1. Hersentumoren zijn sluipmoordenaars.
2. Kijk die Machteld nou toch eens: het lelijke eendje is een zwaan geworden.
3. Voetbal is oorlog.
4. Het leven is een weg met kuilen en hobbels.
5. Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.

Slide 13 - Slide

Personificatie
De bomen fluisteren

Slide 14 - Slide

Metonymia
Er is een bepaalde relatie tussen object (werkelijkheid) en beeld.

Slide 15 - Slide

Opdracht
Met welk verband hebben we hier te maken? Gebruik de theorie over metonymia uit de reader. (7 min)

1. Zullen we nog een bakje doen?
2. Ik heb een oude Ford gekocht.
3. Even de neuzen tellen.
4. Nederland won met 4-0 van Duitsland.
5. Het huis stortte in.
6. Het kantoor gaat een dagje uit.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Noteer antwoorden op de vragen bij het gedicht "Voor een dag van morgen" op pagina 5 van de bundel.

KOI draagt het één keer voor.

Slide 17 - Slide