1. Vergelijking met als: Jullie schuur ziet eruit als een zwijnenstal.
2. Vergelijking zonder als: Jullie schuur is een zwijnenstal.
3. Vergelijking met van: Wat een zwijnenstal van een schuur hebben jullie.
4. Vergelijking zonder verbindingswoord: Jullie schuur, die zwijnenstal, moet nodig eens worden opgeruimd .
Opdracht: Wat is in al deze voorbeeld het beeld? Wat de werkelijkheid? Noteer.