1e4 eten en drinken boodschappen

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Deze les

Jeugdjournaal+ vragen
Schrijven in Nederland





Slide 3 - Slide

1. Hoor je de woorden?


Droomhuis
Hoe kleiner, hoe beter
Woonkeuken
Eetkamer




Slaapkamer
Kleren
Raam
Spullen

Slide 4 - Slide

Hebben:
Ik .......... een zus
jij ...................een tante
u...............een grote familie
hij ..............2 broers
zij............... een leuk gezin

Slide 5 - Slide

Ik heb geen zus
A
Goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

Hij heb 3 ooms
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

We ......... een leuke familie.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 8 - Quiz

De vader van mijn oom is mijn opa.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

de broer van mijn moeder is mijn tante
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

De dochter van mijn moeder is mijn zus
A
Waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Mijn vader en min moeder zijn mijn:
A
gezin
B
grootouders
C
ouders
D
ooms

Slide 12 - Quiz

Luisteren en aantekeningen maken
  • Noortje Bos
  • geboren: Doetinchem 04-02-1982
  • lievelingsdier: ringstaartmaki
  • 2 kinderen 4/6 jaar
  • houdt niet van: tenen

Slide 13 - Slide

Dictoglos: 
juf vertelt een kort verhaal
  1. Luisteren 
  2. Luisteren + Aantekeningen maken
------------------------------------------------
3. Samen de tekst schrijven 
-------
Let op: 
onderwerp en persoonsvorm

Slide 14 - Slide

Let op: onderwerp en persoonsvorm
Wie/ wat? =o.
Ik loop naar huis.
Wat doet het onderwerp? = p.v.
Ik loop naar huis

Slide 15 - Slide

1. Bespreek in je groepje de  woorden. Ken je ze?
Veel, meer, meest
oud, ouder, oudst
weinig, minder minst
20 jaar geleden
steeds meer
steeds ouder

Slide 16 - Slide

oud, ouder, oudst

Slide 17 - Slide

steeds meer.......

Slide 18 - Slide

steeds ouder

Slide 19 - Slide

gezond, gezonder

Slide 20 - Slide

Hij....... een broodje
A
eet
B
eten
C
eett
D
at

Slide 21 - Quiz

Ik ....... naar de winkel
A
fiets
B
fietst
C
fietsen
D
fiet

Slide 22 - Quiz

De mannen ...........boos
A
word
B
wordt
C
worden
D
wor

Slide 23 - Quiz

Hij ........naar het restaurant
A
gaan
B
ga
C
gat
D
gaat

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Schrijven in Nederland
Wat heb je al gedaan?

Slide 26 - Slide

Herhaal: In de winkel: 
Wie zegt wat?
Klant en verkoper

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

de man is aardig en hij redt de oma
A
ja, hij helpt haar
B
nee, hij doet niks

Slide 29 - Quiz

 Eten en drinken: 
boodschappen doen

Slide 30 - Slide

video
Aardig zijn - vertel wat je ziet
de man
de lift
de vrouw
het meisje
de ballon
de boodschappen
de auto
de winkelwagen
de stoep
rennen
oversteken
het zebrapad
de oma
de bril
de bus
het stoplicht
remmen
de wang
knijpen
het strand
vrolijk
blind

Slide 31 - Slide

De man is aardig:
A
Ja, hij houdt de lift open
B
Nee, hij doet niks

Slide 32 - Quiz

De man is aardig:
A
Ja, hij pakt de ballon voor het kind
B
Nee, hij loopt door en doet niks

Slide 33 - Quiz

De man is aardig:
A
Ja, hij pakt het winkelwagentje
B
Nee, hij doet niks en loopt door

Slide 34 - Quiz

Vasten

Slide 35 - Slide

gewoon even wachten
A
sterk
B
gebruld
C
werk
D
geduld

Slide 36 - Quiz

Bijkletsen over de vakantie
  1. Heb je veel geslapen?
  2. Heb je een film gezien? Welke?
  3. Ben je ergens naartoe gegaan? Waar?
  4. Heb je Nederlands gepraat? met wie?
  5. Heb je een spel gespeeld? Wat?
  6. Heb je gesport? Welke sport?
  7. Heb je eten gekookt? Wat?
  8. Heb je huiswerk gemaakt?
  9. Heb je koningsdag gevierd? Hoe?

Slide 37 - Slide