Unit 5 Grammatica overzicht

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Past simple

Voorkennis

Welke tijden kennen jullie al?

Welke zin staat denk je in de past simple?

1. He always walks to school.
2. He walked to school yesterday.

Wanneer gebruik je dan de past simple?

1. Als iets in het verleden is gebeurd.
2. Als iets zich in het heden afspeelt.

Dus wat is de past simple vorm van 'play'?

En van 'arrange'?

Dus?

Bij werkwoorden (verbs) komt er in de past simple vaak -ed achter het hele werkwoord: 

start > started

Bij andere regular verbs die eindigen op een -e komt er dan alleen nog een -d bij: 

dance > danced

Hoe maak je de volgende zin vragend:
Sally walked to school

1. Did Sally walked to school?
2. Did Sally walk to school?
3. Does Sally walked to school?
4. Does Sally walk to school?

Vraagzinnen

Sally walked to school > Did Sally walk to school?

Bij vraagzinnen in de past simple gebruik je net als in de present simple het werkwoord 'to do' om de zin vragend te maken. 

Omdat 'to do' in de verleden tijd komt te staan, hoef je dit niet meer te doen bij het hele werkwoord.

Hoe maak je de volgende zin ontkennend:
Sally walked to school

1. Sally doesn't walk to school.
2. Sally didn't walked to school.
3. Sally didn't walk to school.
4. Sally doesn't walked to school.

Ontkennende zinnen

Sally walked to school. > Sally didn't walk to school.

Bij negatieve zinnen in de past simple gebruik je net als in de present simple het werkwoord 'to do' om de zin ontkennend te maken. 

Omdat 'to do' in de verleden tijd komt te staan, hoef je dit niet meer te doen bij het hele werkwoord.

Past Simple:

Wat is de regel van de Past Simple?

1. hele ww + - ed
2. hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

My dad ... (to cook) yesterday.

Past Simple: ontkennend

Ontkennend (-) dan staat er een not in de zin

We voegen didn't toe aan de zin, de rest zetten we erachter

 

	I / you / he / she/ it / we / they
-	onderwerp + did not / didn't + ww

Past Simple: vragend maken

Zie je een vraagteken?

Zet Did vooraan in de zin, vul de rest gewoon in.

	I / you / he / she/ it / we / they
?	Did + onderwerp + ww