Year 1 lesson 5

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Berkan	Tufan	Shenaira	Marijn	Kyara	Ilayda
	Olaf	Michael	Lina		Imad
Nada	Zoë	Yara	Yasmina	Kida	Nida
Celine	Delina	Tuana		Sara	Houda
Sem	Elena	Sudenaz			Mohammed

Welcome 1D

Docent

Planning for today

10 minutes of reading

Grammar

work to do

Round up

10 minutes of reading

Grammar 

Vandaag gaan we de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden bespreken.  TB page 13

 

Doel: 

aan het einde van de les weten wat de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn in het Engels en kunnen we deze op de juiste manier toepassen in een zin.

Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands is:

1. hij
2. waar
3. huis
4. Susan

Uitleg ...

Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks

De jongen loopt   - he walks

De kat loopt -         it walks

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je al in het Engels?

Uitleg ...

I

you

he

she

they

we

it

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I

1. I
2. they
3. we
4. you

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers

1. you
2. we
3. I
4. they

She has a book.
It is ___ book.

1. her
2. his
3. she
4. its

We are called Smith.
____ last name is Smith.

1. we
2. us
3. your
4. our

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.

1. her
2. his
3. its
4. our

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May

1. they
2. their
3. her
4. his

Vragende voornaamwoorden

wie                who

wat                what

waar              where

wanneer        when

waarom         why

welk(e)          which

hoe                how

____ did you put my bag? I can't find it!

1. why
2. how
3. where
4. what

____ colour do you like better: green or blue?

1. which
2. what
3. how
4. where

____ are you doing today?

1. why
2. where
3. who
4. how

Well done!

Ik kan de persoonlijke, bezittelijke & vragende voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:

1. ja
2. nee
3. een beetje
4. helemaal niet

Work to do

Wb page 14

exercise: 12,13,14,15

Round up