zinsdelen; lijdend voorwerp (+pv, +ow, +gez)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica

Lijdend voorwerp

Doelen

Je kunt
-de persoonsvorm
-het (werkwoordelijk) gezegde
-het onderwerp
-en het lijdend voorwerp in de zin vinden

Even kort herhalen.

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
persoonsvorm (pv) =?

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
onderwerp (ow)=?

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
gezegde (gez) =?

Mijn moeder heeft een taart gebakken.
lijdend voorwerp (lv) =?

Mijn moeder heeft een taart gebakken

De antwoorden:

pv = heeft
ow = Mijn moeder

gez = heeft gebakken

lv = een taart

Even oefenen

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

Pv=?

1. De jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen
4. de directeur

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

ow=?

1. De jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen
4. de directeur

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

gez=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen
4. de directeur

De jongens gooiden sneeuwballen naar de directeur.

lv=?

1. De jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen
4. de directeur

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
pv=?

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
ow=?

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
gez=?

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
pv=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
ow=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
gez=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
lv=?

https:

Nu kun je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Toch?

Zo niet? Kom even langs voor hulp.