paragraaf 128+129

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

paragraaf 128

Ik ben immers van mening dat er in de wet staat tot welke datum de proscripties en verkopen plaats (mogen) vinden, zonder twijfel de Kalendae van juni. Enkele maanden later is en de man gedood en zegt men dat de goederen verkocht zijn. Stellig zijn of deze goederen helemaal niet in de boeken van de staat(skas) terecht gekomen, en worden wij handiger dan wij denken, bedrogen door die schurk, of, als ze (er wel) terechtgekomen zijn, zijn de boeken van de staat op een of andere manier vervalst; want het staat vast dat de goederen toch niet volgens de wet verkocht konden worden. Ik begrijp dat ik deze dingen te vroeg onderzoek, heren rechters, en bijna het doel mis, omdat ik mij druk maak om een kleinigheid, hoewel ik het leven van Sextus Roscius te hulp moet komen. Hij maakt zich immers geen zorgen over zijn bezit, hij vindt geen enkel belang van zichzelf belangrijk; hij meent dat hij zijn armoede gemakkelijk zal verdragen, als hij bevrijd is van deze onverdiende verdenking en verzonnen aanklacht.

r. 2 kalendas Iunias: welke dag was dat?

r. 3 bona venisse:
Welke constructie is dit?

r. 5 isto nebulone:
Wie bedoelt Cicero hier?

Wat is het het antecedent van qui (r. 8)?

1. haec
2. iudices
3. me
4. ingesloten

Welke coniunctivus is debeam?

1. causalis
2. concessivus
3. definiërend
4. finalis

Welke coniunctivus is curem?

1. causalis
2. concessivus
3. definiërend
4. finalis

Wie is het onderwerp van laborat (r. 10)?

1. Chrysogonus
2. Cicero
3. Erucius
4. Sextus Roscius Junior

Naar wie verwijst se (r. 11)?

1. Chrysogonus
2. Cicero
3. Erucius
4. Sextus Roscius Junior

Van welk werkwoord komt laturum (esse) (r. 11)

paragraaf 129

Maar ik vraag van jullie, heren rechters, dat jullie deze weinige dingen , die overblijven, zo horen dat jullie menen dat ik deels in naam van mijzelf spreek, deels in naam van Sextus Roscius. De dingen die mij zelf immers onwaardig en ondraaglijk lijken, en die dingen waarvan ik meen dat ze betrekking hebben op allen, als we geen voorzorgsmaatregelen treffen, die maak ik in naam van mijzelf uit een smartelijk gevoel in mijn hart bekend; 

De dingen die betrekking hebben op zijn leven en rechtszaak, en wat hij wil dat gezegd wordt in voor hem zelf en met welke voorwaarde hij tevreden is, zult u, heren rechters, spoedig horen aan het einde van onze redevoering. 

haec pauca, quae restant (r. 1)
Wat wil Cicero hiermee duidelijk maken?

Welke constructie is me dicere (r. 2)?

Quae (r. 3)
Is dit een relatieve aansluiting?

1. ja
2. nee

Wat is het antecedent van quae(que) (r. 4)?

1. intolerabilia
2. mihi
3. omnes
4. ea

Naar wie verwijst huius (r. 5)?

1. Chrysogonus
2. Cicero
3. Erucius
4. Sextus Roscius Junior

Welke constructie is quid ... dici (r. 6)?

Naar wie verwijst hic (r. 6)?

1. Chrysogonus
2. Cicero
3. Erucius
4. Sextus Roscius Junior

In welke tijd staat audietis?

Citeer uit r. 4 t/m 6 een voorbeeld van een hendiadys