M1 Taal les 2 zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Doelen taalles
Jullie kunnen aan het einde van de les:

Uitleggen wat zelfstandige werkwoorden zijn en deze in een zin benoemen.

Uitleggen wat hulpwerkwoorden zijn en deze in een zin benoemen.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doelen taalles
Jullie kunnen aan het einde van de les:

Uitleggen wat zelfstandige werkwoorden zijn en deze in een zin benoemen.

Uitleggen wat hulpwerkwoorden zijn en deze in een zin benoemen.

Slide 1 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) 
kan in z'n eentje - zelfstandig dus - in een zin staan.
Het zww geeft de belangrijkste handeling weer.

  • De geit eet.
  • De koe leeft.
  • De hond rent.
  • De kat bijt.

Slide 2 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Er staan dan minstens twee werkwoorden in de zin.

Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). 

Het hulpwerkwoord kun je weglaten.

Slide 3 - Slide

Hulpwerkwoorden
De geit heeft gegeten> De geit eet.
heeft= hww (maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
gegeten= zww (maakt de handeling duidelijk.
  
De koe zal niet lang meer leven> de koe leeft niet meer lang.
zal = hww  (vertelt iets over de toekomst.)

leven= zww (maakt de handeling duidelijk)

Slide 4 - Slide

Hulpwerkwoorden
De hond wil rennen> de hond rent.
wil= hww (vertelt iets extra's.)
rennen= zww
 
De kat wordt gebeten. De kat bijt.
wordt= hww (vertelt dat de kat niet zelf bijt)
gebeten= zww (geeft de handeling weer)

Slide 5 - Slide

Patroon
De hond wil niet worden gebeten.

Welk werkwoord maakt de handeling duidelijk?
Hoe noem je dat werkwoord (hww of zww)?
Waar staat dit werkwoord in vergelijking met de andere werkwoorden?

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Ineke gaat naar de stad.

gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 8 - Quiz

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 9 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 10 - Open question

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou

willen

kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 11 - Drag question

Hij wil vandaag in zijn dagboek schrijven. 
wil

schrijven
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord

Slide 12 - Drag question

Hij moet die opdracht maken. 
moet
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord

Slide 13 - Drag question

Hij vindt die opdracht niet moeilijk. 
vindt




hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Drag question

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz


Ik heb een katje altijd al willen kopen.

Wat zijn de hulpwerkwoorden?
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 16 - Quiz

Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Maak een zin met één
hulpwerkwoord en
een zelfstandig werkwoord.

Slide 18 - Open question


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof

Slide 19 - Poll