3V-C4TAAL-§5- beeldspraak

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Doel van de les= beeldspraak
10 minuten stil lezen
Indien opdrachten gemaakt, dan bespreken

Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Chromebook in de tas. Lees en werkboek op tafel.

Slide 3 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


In deze les leer je wat metonymie en synesthesie zijn.


Slide 4 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

§ 2 Tekstverbanden
Synesthesie is een neurologisch verschijnsel waarbij prikkels die normaal bij één zintuig horen, automatisch ook een ervaring oproepen in een ander zintuig. Bijvoorbeeld:

Kleuren horen: Iemand hoort een muziekje en ziet tegelijkertijd kleuren in zijn hoofd.

Kleuren bij letters of cijfers: De letter "A" is bijvoorbeeld altijd rood en "B" altijd blauw.

Smaak bij woorden: Een bepaald woord smaakt bijvoorbeeld naar chocolade of citroen.

Voor iemand met synesthesie is dit heel normaal — het gebeurt automatisch, zonder dat ze er moeite voor hoeven te doen.

Niet iedereen heeft dit, maar het komt vaker voor dan je zou denken — schattingen lopen uiteen van 1 op 2.000 tot 1 op 200 mensen, afhankelijk van hoe je het meet.

Slide 7 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
In de Nederlandse taal is synesthesie een stijlfiguur waarbij indrukken van verschillende zintuigen met elkaar worden gecombineerd in één uitdrukking. Dus het is iets anders dan het neurologische verschijnsel, al komt het daar wel vandaan.

Bijvoorbeeld:
"Schreeuwende kleuren" – horen (schreeuwen) + zien (kleuren)
"Bittere woorden" – proeven (bitter) + horen/lezen (woorden)
"Warme klanken" – voelen (warmte) + horen (klanken)

In dit soort beeldspraak worden zintuiglijke ervaringen gemixt om iets sterker of levendiger uit te drukken. 

Het is dus een vorm van beeldspraak, net als een metafoor of personificatie.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

§ 2 Tekstverbanden
Metonymie is een stijlfiguur waarbij je niet letterlijk zegt wat je bedoelt, maar iets anders noemt dat ermee in verband staat. Het verschil met een metafoor is dat er bij een metonymie géén vergelijking is, maar een logische of tastbare relatie.

Hier zijn een paar soorten metonymie, met voorbeelden:

📌 1. De maker in plaats van het gemaakte
"Ik lees graag Mulisch."
👉 Je bedoelt: Ik lees graag boeken van Mulisch.

📌 2. Het voorwerp in plaats van de inhoud
"Geef mij nog maar een glaasje."
👉 Je bedoelt: Geef mij nog maar wat wijn/bier/etc.

📌 3. Het geheel in plaats van een deel (of omgekeerd)
"Nederland won goud op de 100 meter."
👉 Je bedoelt: De Nederlandse atleet won goud.




Slide 10 - Slide

§ 2 Tekstverbanden


📌 4. Het materiaal in plaats van het voorwerp
"Hij draagt zilver om zijn nek."
👉 Je bedoelt: Hij draagt een zilveren ketting.

📌 5. De plaats in plaats van de instantie
"Den Haag heeft besloten..."
👉 Je bedoelt: De regering heeft besloten...

💬 Verschil met een metafoor?
Bij een metafoor maak je een beeld op basis van overeenkomst:

"Die man is een beer." 🐻 (hij is groot en sterk)

Bij een metonymie vervang je iets door iets dat er mee te maken heeft:

"Die man heeft een Picasso aan de muur." 🎨 (hij bezit een schilderij van Picasso)

Slide 11 - Slide

Theorie - Beeldspraak
  1. Vergelijking Bv. Haar voeten zijn zo koud als ijs.
  2. Metafoor Bv. De heks stond al in het lokaal.
  3. Personificatie Bv. De toekomst lacht je toe.
  4. Synthesie Bv. Het maanlicht ritselt in een plas.
  5. Metonymie Bv. Ons museum heeft drie Van Goghs en een Rubens.

Slide 12 - Slide

personificatie
metafoor
synesthesie
vergelijking
Je brengt woorden in verband omdat er een overeenkomst is. Bv. Het is zo koud als ijs.
Er is sprake van vergelijking, maar enkel het beeld wordt genoemd. Bv. De heks staat in het lokaal.
De dichter kent menselijke eigenschappen toe aan dingen of abstracte ideeën vb. De toekomst lacht je toe
De dichter vermengt indrukken van twee verschillende zintuigen. vb. warme kleuren

Slide 13 - Drag question

Metafoor
Personificatie
Synthesie
Metonymie
Vergelijking
De tomaat liep de kamer uit.
De wenskaart keek hem dreigend aan.
Hij houdt van de frisse geur van gemaaid gras.
Maximus trok zijn ijzer en versloeg de andere gladiator.
Die acrobaat beweegt als een slang.

Slide 14 - Drag question

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 15 - Slide

Aan de slag

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 18 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Maken weektaak: 

Taal - §5 beeldspraak
Oefenen met opdracht 1 en 2 – blz. 100 en 101






Slide 19 - Slide

§ 2 Tekstverbanden

Slide 20 - Slide