Betoog + zakelijke brief quiz

Betoog + zakelijke brief quiz



Speel mee met de quiz en test je kennis.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Betoog + zakelijke brief quiz



Speel mee met de quiz en test je kennis.

Slide 1 - Slide

Wat is een betoog?
A
je geeft je mening
B
je overtuigt iemand van je mening met argumenten
C
je mening met argumenten
D
je overtuigt iemand met feiten

Slide 2 - Quiz

Wat is de opbouw van een betoog?
A
gewoon een tekst
B
inleiding en slot
C
inleiding, kern en slot
D
geen vaste opbouw

Slide 3 - Quiz

Wat is je doel van een betoog?
A
informatie geven
B
overtuigen

Slide 4 - Quiz

Wat staat er in de inleiding van een betoog?
A
je herhaalt je mening of trekt een conclusie
B
je legt je mening uit met behulp van argumenten
C
je schrijft kort je mening op over het probleem
D
je maakt het onderwerp duidelijk

Slide 5 - Quiz

Wat staat er in de kern van een betoog
A
je herhaalt je mening of trekt een conclusie
B
je legt je mening uit met behulp van argumenten
C
je schrijft kort je mening op over het probleem
D
je maakt het onderwerp duidelijk

Slide 6 - Quiz

Wat staat er in het slot van een betoog?
A
je herhaalt je mening of trekt een conclusie
B
je legt je mening uit met behulp van argumenten
C
je schrijft kort je mening op over het probleem
D
je maakt het onderwerp duidelijk

Slide 7 - Quiz

Stel je mening is: alcohol moet verboden worden voor iedereen onder de 21. Wat is dan een goed argument?
A
dat is gewoon beter

Slide 8 - Quiz

Hoe herken je een alinea?
A
door de witregel
B
een groot stuk tekst
C
begint altijd met een kopje

Slide 9 - Quiz

Wat is een kernzin
A
gewoon een zin
B
een zin die in de kern van de tekst staat
C
de belangrijkste zin van die alinea

Slide 10 - Quiz

Wat is de plaats van een kernzin
A
vooraan in de alinea
B
achteraan in de alinea

Slide 11 - Quiz

Wat is een deelonderwerp
A
het onderwerp van de tekst
B
het onderwerp van die alinea
C
een deel van de tekst

Slide 12 - Quiz

Waar zie je voorbeelden van verwijswoorden?
A
in, op, voor, naast
B
de, het, een
C
en, maar, ook, daarom
D
hij, zij, hem, haar, zijn

Slide 13 - Quiz

Welke woorden gebruik je voor een tekst voor kinderen?
A
onvoorziene omstandigheden
B
door problemen

Slide 14 - Quiz

Wat hoort in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Ik hoop snel een reactie...
B
In deze brief reageer ik op...
C
Daarom zou ik graag...

Slide 15 - Quiz

Wat hoort er in de kern van een zakelijke brief?
A
ik hoop snel een reactie..
B
in deze brief reageer ik...
C
daarom zou ik graag...

Slide 16 - Quiz

Wat hoort er in het slot van een zakelijke brief?
A
Ik hoop snel een...
B
In deze brief reageer ik...
C
daarom zou ik graag...

Slide 17 - Quiz