3mf Monday 19th of September

Goals
How to give a great presentation

Start preparing for the testweek
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goals
How to give a great presentation

Start preparing for the testweek

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Taeke and Mats

Slide 5 - Slide

How did they do? Give reasons!

Slide 6 - Mind map

Testweek

Slide 7 - Slide

stappenplan
Stap 1. : orienteren (Skimmen)
Stap 2.: lees de vraag en de antwoorden
Stap 3.: lees de tekst
Stap 4.: beantwoord de vraag

Slide 8 - Slide

stap 1 - orienteren (Skimmen)
- Lengte van de tekst. Dit is belangrijk om je leesstrategie te bepalen
- Kijk naar de titel; vaak wordt er een vraag gesteld over de titel, geeft informatie over de tekst
- Kijk naar afbeeldingen, kopjes (tussenkopjes), vetgedrukte woorden

Slide 9 - Slide

stap 2 - lees de vraag en de antwoorden
- multiple choice; let op! als er gevraagd wordt dat je 1 goed antwoord moet aangeven, dan moet je niet 2 aankruisen. 
- open vraag; beantwoord een openvraag kort en bondig. 
- invulvraag; let op de signaalwoorden; bijv. because= omdat= geeft reden 
- true or false vraag; geef aan wat waar of juist of niet waar of onjuist is. 
- citeren; citeer het gedeelte van de tekst waarin het antwoord wordt genoemd. 

Slide 10 - Slide

stap 3- Lees de tekst
Bij een korte tekst moet je de hele tekst lezen.
Bij een lange tekst wordt vaak bij de vraag aangegeven in welke alinea je het antwoord kan vinden.

Slide 11 - Slide

stap 4 - beantwoord de vraag
Beantwoord de vraag en check of je het goede antwoord hebt gegeven. 

Slide 12 - Slide

Wat is een citaat?

Slide 13 - Open question

Hoe geef je de volgende citaat weer?
Een bekende voetballer zei altijd “met elkaar voetballen op een mooie zondagmiddag is het allermooiste wat er is”

Slide 14 - Open question

Massimo and Collin

Slide 15 - Slide

How did they do? Give reasons!

Slide 16 - Mind map

Words
Do you know the following words?

Slide 17 - Slide

for example
timer
0:20

Slide 18 - Open question

however
timer
0:20

Slide 19 - Open question

likewise
timer
0:20

Slide 20 - Open question

in the meantime
timer
0:20

Slide 21 - Open question

that is why
timer
0:20

Slide 22 - Open question

as a result
timer
0:20

Slide 23 - Open question

besides
timer
0:20

Slide 24 - Open question

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 25 - Quiz

therefore
timer
0:20

Slide 26 - Open question

describe
timer
0:20

Slide 27 - Open question

rather than
timer
0:20

Slide 28 - Open question

Fender and Sander

Slide 29 - Slide

How did they do? Give reasons!

Slide 30 - Mind map

Goals
How to give a great presentation

Start preparing for the testweek

Slide 31 - Slide

Questions
Do you know these questions?

Slide 32 - Slide

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 33 - Quiz

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 34 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 35 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 36 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 37 - Quiz

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst in alinea 3 en 4?
D
Wat is de conclusie?

Slide 38 - Quiz

Which of the following words mean ...
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...
D
Wie is bekend met de volgende woorden?

Slide 39 - Quiz

Wat moet je zelf meenemen voor je testweek Engels?

Slide 40 - Open question

tips voor de testweek
1. Zorg dat je 's avonds je tas hebt ingepakt, dan hoef je je 's morgens geen zorgen te maken dat je iets vergeet. 
2. Ga op tijd naar bed, dan ben je uitgerust voor je examen. 
3. Neem je rustmomenten; eet wat en drink wat, dan werken je hersenen beter. 
4. Ademhalingsoefeningen; vanuit je buik heel diep adem halen door je neus en langzaam (4 seconden) weer langzaam uitademen. Herhaal dit vier of vijf keer. 

Slide 41 - Slide

homework
examen maken

Slide 42 - Slide