Ww spelling en 4.8 Les 6 en 7

Welkom
Leg klaar:
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je pen / schrift
  • je iPad (dicht)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Leg klaar:
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je pen / schrift
  • je iPad (dicht)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00
Les 6

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Veelvoorkomende fouten bij werkwoordspelling
  • Werkmoment 1
  • Uitleg onbepaald voornaamwoord (4.8)
  • Werkmoment 2
  • Vooruitblik

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Valkuilen bij werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Valkuilen
  1. Verschil persoonsvorm en voltooid deelwoord.
  2. Verschil ik-vorm en de stam van het werkwoord.
  3. Getal onderwerp en persoonsvorm.
  4. Regels door elkaar halen.
  5. Tijd afleiden uit de zin.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. Persoonsvorm - voltooid deelwoord
  • De uitkomst verschilt als je de invoer verandert.
  • Heb jij de uitkomst van de som veranderd?

  • Hoe komt het dat het precies daar gebeurt?
  • Dat is nog nooit gebeurd.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Regels persoonsvorm tt
Tegenwoordige tijd, vul lopen in => je hoort een t.
  • Ik erbij, jij erachter => ik-vorm            ik vind, brand jij
  • Hij, zij, het => ik-vorm + t                    jij wordt, hij brandt
  • Meervoud => hele werkwoord           wij / jullie / zij lopen

Let op met onregelmatige werkwoorden: Hij wil (zonder t)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

2. Verschil ik-vorm en stam
ik-vorm: vorm van werkwoord zoals bij de persoon ik
                                                          ik loop, ik verhuis, ik reis

stam: hele werkwoord -en eraf halen
                                                          lop, verhuiz, reiz

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Regels persoonsvorm vt


Schrijf zoals je het hoort (onregelmatig/sterke ww)
ik loop, ik liep; ik lees, ik las; ik help, ik hielp; ik zal, ik zou;
ik vind, ik vond.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Regels persoonsvorm vt
Wat zijn de regels als je het niet hoort? Kijk naar de STAM.
taxi kofschip ja?
ik-vorm + te / ten
  • ik faxte
  • wij faxten
taxi kofschip nee?
 ik-vorm + de / den
  • ik verhuisde
  • wij verhuisden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Uitleg voltooid deelwoord
Precies hetzelfde als bij de verleden tijd.

Schrijf zoals je het hoort (onregelmatig/sterke ww).
ik liep, ik ben naar school gelopen; ik las, ik heb gelezen; 
ik hielp, ik heb geholpen; ik vind; ik heb gevonden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Uitleg voltooid deelwoord
Wat zijn de regels als je het niet hoort? Kijk naar de STAM.
taxi kofschip ja?
ge + ik-vorm + t
  • ik heb gefaxt
  • wij hebben gefaxt
taxi kofschip nee?
 ge + ik-vorm + d
  • ik ben verhuisd
  • wij zijn verhuisd

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

3. Getal onderwerp en persoonsvorm

Omdat het regende, fietste de leerlingen snel naar huis.

De onderhoudswerkzaamheden aan de school 
duurt langer dan gedacht. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

4. Regels toepassen
  • taxi kofschip alleen bij verleden tijd en voltooid deelwoord
  • t  x  k  f  s ch p: gaat alleen om de klinkers 

  • in tegenwoordige tijd kan er alleen een t bij komen
  • bij tegenwoordige tijd 'lopen' invullen, dan hoor je het

  • td en vd bijvoeglijk gebruikt => zo kort mogelijk

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

5. Tijd afleiden uit de zin.
Tegenwoordige tijd: iedere week, vandaag, stelling.
Water drinkt men uit een glas.

Verleden tijd: toen, vorig jaar, vroeger.

Andere persoonsvorm in samengestelde zin 
=> zelfde tijd aanhouden.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions



BN onderstrepen
Je hebt een fantastische jurk aan.    vd / td  / geen van beide
De verbeterde zin is nu goed.           vd / td / geen van beide
De huilende leerling had een 1.        vd / td / geen van beide
pv-tt
pv-vt
vd
td
loopt
kroop
pratend

Slide 16 - Slide

This item has no instructions



BN onderstrepen
Je hebt een fantastische jurk aan.    vd / td  / geen van beide
De verbeterde zin is nu goed.           vd / td / geen van beide
De huilende leerling had een 1.        vd / td / geen van beide
pv-tt
pv-vt
vd
td
loopt
liep
gelopen
lopend
kruipt
kroop
gekropen
kruipend
praat
praatte
gepraat
pratend

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Werkmoment 1
  • Oefen met de opdrachten uit de studiewijzer SO werkwoordspelling.
  • Maak de opdrachten bij filmpje 6, 8 en 9.
timer
10:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Onbepaald voornaamwoord p. 62
Een ovw verwijst:
  • naar niet-specifieke personen of zaken
  • naar iets algemeens waarbij iets of iemand niet precies worden vermeld
  • bijvoorbeeld: alles, iedereen, (n)iemand, (n)iets, allemaal.
Fout in boek

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het = lw, psv, ovw
lidwoord (lw) => Het huis in de straat.

persoonlijk vn (psv) => Ik ga niet naar het feestje, omdat het laat begint. => Je kunt het vervangen door het feestje.

onbepaald vn (ovw) => Het is heel druk daar, het regent.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Werkmoment 2
  • Maak in je leerwerkboek deel B
  • Van 4.8: opdracht 3 en 5.
  • Kijk zelf na. Let op! Vraag 3a vrv fout in het boek!

Af? Ga verder met voorbereiden van de SO.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vooruitblik
  • Uitleg betrekkelijk voornaamwoord.
  • Voorbereiden op de SO. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welkom
Leg klaar:
  • je leesboek
  • je leerwerkboek deel B
  • je pen / schrift
  • je iPad (dicht)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00
Les 7

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Uitleg nieuwe woordsoorten (4.8)
  • Werkmoment 
  • Vooruitblik

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Toetsen
Vrijdag: SO alleen werkwoorden vervoegen

Volgende toets:
woordsoorten en zinsontleden

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Onbepaald voornaamwoord p. 62
Een ovw verwijst:
  • naar niet-specifieke personen of zaken
  • naar iets algemeens waarbij iets of iemand niet precies worden vermeld
  • bijvoorbeeld: alles, iedereen, (n)iemand, (n)iets, allemaal.
Fout in boek

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Het = lw, psv, ovw
lidwoord (lw) => Het huis in de straat.

persoonlijk vn (psv) => Ik ga niet naar het feestje, omdat het laat begint. => Je kunt het vervangen door het feestje.

onbepaald vn (ovw) => Het is heel druk daar, het regent.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

betrekkelijk voornaamwoord (p. 63)

Slide 29 - Slide

Filmje 4.8 leerstof btv
Samenvatting btv
  • Dat => zn met lidwoord 'het'
  • Die => zn met lidwoord 'de' (enkelvoud en meervoud)
  • Wie => personen (vaak met voorzetsel)
  • Waar => dingen (vaak met voorzetsel)
  • Wat => iets, niets of alles (ovw)
            => superlatief = overtreffende trap: beste, meeste
            => een hele zin

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

btv ingesloten antecedent
Alleen bij wie en wat
Herkennen door:
  • wie te vervangen => degene die
  • wat te vervangen => dat wat

! Dan is het dus geen vragend voornaamwoord, maar btv

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

12a: 5 pagina 68
Ten slotte is het leuk 

dat in het woord 'ideaal' doorklinkt, 

wat natuurlijk helemaal slim is.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

12a: 5 pagina 68
Ten slotte is het leuk  

dat in het woord 'ideaal' doorklinkt

wat natuurlijk helemaal slim is.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

12a: 5 pagina 68
Ten slotte | is | het | leuk 
                        bw       kww  ovw   bn                      
dat in het woord 'ideaal' doorklinkt
vw  vz  lv      zn        zn       zww       
wat natuurlijk helemaal slim is.
     btv        bw          bw       bn   kww

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Werkmoment
Maak in je leerwerkboek deel B:
  • Van 4.8 les 1: opdracht 3 en 5
  • Van 4.8 les 2: opdracht 6,  7a, 9 en 12.
  • Kijk zelf na. Let op! Vraag 3a vrv fout in het boek!

Af? Ga verder met voorbereiden van de SO.
7a
onderstreep waar het naar verwijst

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Vooruitblik

SO werkwoordspelling
Toets lezen en schrijven bespreken

Slide 36 - Slide

This item has no instructions