Voorzetsels + pers. vnw. +3 deel 1

Was machen wir heute?



Grammatik: 

 Präpositionen (voorzetsels) 
Wiederholung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Was machen wir heute?



Grammatik: 

 Präpositionen (voorzetsels) 
Wiederholung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 

Slide 1 - Slide

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 7)

Slide 2 - Mind map

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar

Slide 3 - Drag question

Wat moet je hiermee?
Ich bin bei (hij)
(hij) ist hier.

Een voorzetsel voor een persoonlijk voornaamwoord verandert de vorm van het pers. vnw.

Slide 4 - Slide

Wat moet je hiermee?
Ich bin bei (hij)     < >   (hij) ist hier.

Stappenplan
- Staat er een voorzetsel in de zin? 
- Ja, er staat een voorz. in. Welke naamval hoort hierbij? 
Nee, er staat geen voorz. > 1e naamval
- Juiste vorm erbij zoeken in tabel

Slide 5 - Slide

ich
du
sie
es
er
wir
ihr
Sie
sie
ik
jij
hij
het
wij
zij
jullie
u
zij mv

Slide 6 - Drag question

mir
dir
ihr
ihm
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 7 - Drag question

Ich bin hier mit (jou) ....
A
du
B
dir

Slide 8 - Quiz

(wij) ...... sind an der Reihe.
A
wir
B
uns

Slide 9 - Quiz

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, zijn voorzetsels met de .......... naamval
A
1
B
3
C
4
D
3 en 4

Slide 10 - Quiz

Maak de zin af:
Ich tanze gern mit (hij)

Slide 11 - Open question

Maak de zin af:
(zij) fährt in Urlaub

Slide 12 - Open question

Maak de zin af:
Hast du das von (zij) gehört?

Slide 13 - Open question

Ik weet ik hoe ik het pers. vnw. in de derde naamval moet toepassen
A
Altijd
B
Soms
C
Nooit

Slide 14 - Quiz

Deze vraag/vragen heb ik nog:

Slide 15 - Open question