Meer dan lezen - Herhalen

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 1 - Slide

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 4 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Herhalen P2 t/m P6
  • Oefenmateriaal uitdelen
  • C1, P6: opdr. 2 afmaken 
  • Leren/oefenen
Leerdoelen:
- Je weet wat de leerstof voor de toets is.
- Je begrijpt de leerstof

Slide 5 - Slide

P2 en P3 - Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  • In een tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen > het verband in de tekst.
  • Door te letten op tekstverbanden, kun je de tekst beter begrijpen.
  • Je kunt verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 7 - Slide

chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in juiste tijdsvolgorde aan
daarna, dan, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, vervolgens,
concluderend verband
een conclusie trekken uit eerdere informatie in de tekst
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus
opsommend verband
bepaalde zaken achter elkaar beschrijven 
bovendien, daarnaast, ook, en, ten eerste, verder
tegenstellend verband
tegenovergestelde zaken laten zien
aan de ene kant .. aan de andere kant, daarentegen, echter, maar, hoewel 
toelichtend verband
extra informatie bij iets geven (in de vorm van voorbeeld)
bijvoorbeeld, als, denk aan, neem nou, zo, zoals 

Slide 8 - Slide

doel-middelverband
geeft aan welk middel wordt gebruik om een bepaald doel te bereiken
aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat
oorzakelijk verband
laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt) 
als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, dus, zodat 
redengevend verband
geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want
samenvattend verband
een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst geven
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
vergelijkend verband
een overeenkomst of een verschil laten zien
evenals, in vergelijking met, als, zoals, meer, groter, beter, etc.

Slide 9 - Slide

P4 - Feit, mening en argument

Slide 10 - Slide

Feit vs. Mening

Slide 11 - Slide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kun je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 12 - Slide

mening/standpunt
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn
  • Soms te herkennen aan signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 13 - Slide

argument 
  • Je gebruikt argumenten om uit te leggen waaróm je een bepaalde mening hebt. 
  • Soms te herkennen aan signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 14 - Slide

P5 - Hoofd- en bijzaken

Slide 15 - Slide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken:
de belangrijkste informatie in een tekst 
-> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot)

Bijzaken:
informatie die niet (minder) zo belangrijk is
(een anekdote, toelichting, vergelijking)

Slide 16 - Slide

Kernzin
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 17 - Slide

Kernzin
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Als je een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een samenvatting zetten of in een schema.


Slide 18 - Slide

P6 - Stappenplan lezen

Slide 19 - Slide

Stappenplan lezen
1. Oriënterend lezen
2. Globaal lezen
3. Precies lezen

Slide 20 - Slide

Hoe leer je voor de toets?
  • Maak een samenvatting van de theorie. Leer de dikgedrukte begrippen; zorg ervoor dat je deze kunt uitleggen. 
  • Oefen ook met de niet-gemaakte opdrachten uit het boek
  • Oefen via de online methode 
  • Oefen met de oefenteksten die je van mij krijgt. 
  • Leer jezelf aan om te markeren/strepen in de teksten (stappenplan). 

Slide 21 - Slide

Hoe leer je voor de toets?
  • Maak een samenvatting van de theorie. Leer de dikgedrukte begrippen; zorg ervoor dat je deze kunt uitleggen. 
  • Oefen ook met de niet-gemaakte opdrachten uit het boek
  • Oefen via de online methode 
  • Oefen met de oefenteksten die je van mij krijgt. 
  • Leer jezelf aan om te markeren/strepen in de teksten (stappenplan). 

Slide 22 - Slide

Aan de slag!
P6: opdr. 2
Maak deze opdracht op toetspapier. 
Cursus 1 - Meer dan lezen - P6 Werken met het stappenplan

Klaar?
  • maak een samenvatting;
  • lezen in je leesboek.


timer
25:00

Slide 23 - Slide

Huiswerk HV2E
Dinsdag 10 juni:

Slide 24 - Slide

Huiswerk HV2F
Woensdag 11 juni:

Slide 25 - Slide