Werkwoordspelling en samengestelde zinnen

Doe alles van tafel en houd je telefoon en je pen bij de hand
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Applicatie- en mediaontwikkelaarMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doe alles van tafel en houd je telefoon en je pen bij de hand

Slide 1 - Slide

Je gaat straks inloggen, doe dit met je eigen naam

Slide 2 - Slide

Lees de tekst
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Wat voor soort woorden zijn
alle nonsenswoorden?
timer
1:00

Slide 4 - Open question

Werden ze correct geschreven?
Welke fout heeft de schrijver
van de tekst telkens gemaakt?
timer
2:00

Slide 5 - Open question

Werkwoordspelling

Slide 6 - Slide

timer
1:00
Vormen van werkwoorden

Slide 7 - Mind map

Is het woord de persoonsvorm?

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm vinden:
  1. Tijd veranderen (tt < > vt)
  2. Aantal zin veranderen (ev < > mv)
  3. Vraagzin maken

Slide 9 - Slide

Noteer wat de pv is van de volgende zin:
"Tijdens carnaval loopt iedereen
verkleed rond."
timer
0:30

Slide 10 - Open question

Bedenk een zin met minimaal twee persoonsvormen.
timer
1:30

Slide 11 - Open question

Bedenk een zin van minimaal
tien woorden met een
persoonsvorm en een infinitief.
timer
2:00

Slide 12 - Open question

Tot zover de theorie over de persoonsvorm

Slide 13 - Slide

Een zin met twee persoonsvormen heet:
Een samengestelde zin

Slide 14 - Slide

Een zin met maar een persoonsvorm heet:
Een enkelvoudige zin

Slide 15 - Slide

Noteer in de linker kolom op je blaadje van de werkwoorden tussen haakjes tot welke categorie ze behoren
timer
5:00

Slide 16 - Slide

Heb jij werkwoorden onderstreept die
bijvoeglijk worden gebruikt?
Noteer de nummers:
Tekst
timer
1:00

Slide 17 - Open question

Antwoorden

Pv tt
3, 6, 7
Pv vt
8, 10
Bn
1, 4
Inf
5
Vd
2, 9

Slide 18 - Slide

pv tt: 3, 6, 7
pv vt: 8, 10
bn: 1, 4
inf: 5
vd: 2, 9

Slide 19 - Slide

Zijn er samengestelde zinnen bij?
Noteer de eerste twee woorden:
Tekst
timer
1:00

Slide 20 - Open question

Schrijf de juiste vormen
van de werkwoorden

timer
5:00

Slide 21 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 22 - Quiz

Wie wat ...(bewaren), die heeft wat.
A
bewaart
B
bewaardt
C
bewaard
D
bewaartd

Slide 23 - Quiz


Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
bestede
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 24 - Quiz

Hij was ….(verheugen) zijn oude vriend weer te ontmoeten.
A
verheugt
B
verheugd
C
verheugdt
D
verheugtd

Slide 25 - Quiz

Maak de zin af:
"Ik heb deze les geleerd dat..."
timer
1:00

Slide 26 - Open question

Wat ging goed?

Slide 27 - Slide

Wat ging niet goed?

Slide 28 - Slide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 29 - Slide