Das Adjektiv

Das Adjektiv
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Das Adjektiv

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welk woord hoort bij welke groep thuis? Sleep de woorden naar de juiste groep. 
Ein-Gruppe
Der-Gruppe
der
die
das
dies-
jen-
jed-
manch- 
solch- 
welch-
all-
ein-
kein-
mein-
dein-
sein- 
ihr- 
unser- 
euer- 
Ihr- 
ihr-

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Schema's van de bijvoegelijke naamwoorden
De volgende dia's geven de schema's weer van de bijvoegelijk naamwoorden in de der-Gruppe, de ein-Gruppe en de derde groep de nichts-Gruppe (Bij deze groep staat er geen lidwoord, bezittelijk voornaamwoord of iets anders voor). Neem deze witte schema's over in je schrift!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Der-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
der nette Mann
die nette Frau
das nette Kind
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die nette Frau
das nette Kind 
die netten Kinder

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ezelsbruggetje "de sleutel": om te kunnen onthouden of het bijvoegelijke naamwoord alleen een e of een en krijgt, moet je een sleutel kunnen tekenen als je het schem juist hebt ingevuld, kijk maar naar de rode woorden of de volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
der nette Mann
die nette Frau
das nette Kind
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die nette Frau
das nette Kind 
die netten Kinder

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ezelsbruggetje "de sleutel": om te kunnen onthouden of het bijvoegelijke naamwoord alleen een e of een en krijgt, moet je een sleutel kunnen tekenen als je het schem juist hebt ingevuld, kijk maar naar de rode woorden of de volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die netten Kinder

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ein-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
ein netter Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind 
keine netten Kinder

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ook hier kun je ook weer een sleutel tekenen, maar let op!  De 1e naamval mannelijk en de 1e en 4e naamval onzijdig schrijf je niet alleen een e achter het bijvoeglijke naamwoord. Dus als je alleen de hokjes pakt waar de bij.nw een en krijgen, dan zie je weer een sleutel. Zie volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
ein netter Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind 
keine netten Kinder

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ook hier kun je ook weer een sleutel tekenen, maar let op!  De 1e naamval mannelijk en de 1e en 4e naamval onzijdig schrijf je niet alleen een e achter het bijvoeglijke naamwoord. Dus als je alleen de hokjes pakt waar de bij.nw een en krijgen, dan zie je weer een sleutel. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
keine netten Kinder

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nichts-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
netter Mann
nette Frau
nettes Kind
nette Kinder
2
netten Mannes
netter Frau
netten Kindes
netter Kinder
3
nettem Mann
netter Frau
nettem Kind
netten Kindern
4
netten Mann
nette Frau
nettes Kind 
nette Kinder
Let op! Hier kun je het ezelsbruggetje niet toepassen. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Das Quiz
In de volgende dia's ga je jezelf testen of je kunt bepalen tot welke groep de woordgroep thuis hoort. 

Viel Erfolg!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


schlaue Schüler

Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
C
nichts-groep

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


unser geordneter Sekretär

Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
C
nichts-groep

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions



jenes alte Haus

Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
C
nichts-groep

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Kennen we de voorzetsels nog?

Bij de volgende dia sleep je de voorzetsels van de derde en vierde naamval naar de juiste plek 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tekst
derde naamval
vierde naamval
mit
außer
nach
aus
bei
von
zu
seit
entgegen
gegenüber
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Let op: volg bij elke zin het volgende stappenplan
  1. voorzetsels zoeken
  2. ontleden
  3. (der-, ein-, nul-) groep bepalen

3e naamval
aus
bei
mit
nach
von
zu
seit
außer
gegenüber
entgegen
4e naamval
für
ohne
um
bis
gegen
entlang
durch

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Morgen treffe ich ein ...
bekannt ... Wissenschaftler (m)
.

Slide 19 - Open question

Wat bepaalt de naamval?

- een voorzetsel of een zinsdeel?

Dieses verfilmte Buch ist ein ... groß ... Erfolg (m).

Slide 20 - Open question

Wat is ein ... groß ... Erfolg voor een zinsdeel?

- naamwoordelijk deel van het gezegde ->
ist (sein) = koppelwerkwoord en dit verfilmde boek is gelijk aan een groot succes


Wir hatten ein ...  schön
...
Wochenende (o).

Slide 21 - Open question

This item has no instructions


Ich fahre mit mein ... klein ... Bruder.

Slide 22 - Open question

mit = voorzetsel 3e naamval

Durch dies ... schwierig ... Problem (o) habe ich verloren.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Link

zinnen oefenen op oscarromero