Koppelwerkwoorden en het naamwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Koppelwerkwoorden

9 koppelwerkwoorden: 

zijn, worden, blijven, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Huiswerk nakijken

Opdracht 2: 

1. schijnt=hww, bevatten = zww

2. werd = hww, opgemerkt = zww

3. bleek = hww, te zijn = kww

4. zijn= hww, staken = zww

5. zou = hww, blijven = kww

6. is = kww 

Opdracht 4 en 5 klassikaal

Het bekende stappenplan

1. PV

2. WG

3. Strepen

4. O = wie/wat+pv

5. = LV= wat/wie+wg+o

6. MV= aan/voor wie +wg +o +(LV)

Hoe zat het ook alweer?

Ontleed de volgende zin

Ik geef jou een liefdevolle knuffel. 

Ik ben een dokter geworden. 

Naamwoordelijk gezegde

1. Het onderwerp is iets

(of wordt, blijft, blijkt, lijkt, schijnt, heet, dunkt, komt voor)

Werkwoordelijk gezegde

1. Het onderwerp doet iets

Naamwoordelijk gezegde

Noteren: 

alle werkwoorden + [het naamwoordelijk deel ]

Ik word later dokter.

Ik = onderwerp 

word = pv (kww) 

dokter 

word [dokter]

De verpleegster werd ziek van de pastasalade.

Stap voor stap opbouwen

Opdracht 1

Samen of even alleen.