Zelfstandig naamwoorden

• Spelling
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 3

Zelfstandig naamwoorden

Quiz TG4

Gemaakt door Jolanda de Leur

1. Welke van de volgende woorden is een zelfstandig naamwoord?

1. Rijden
2. Mooie
3. Tafel

2. Wat is een zelfstandig naamwoord(en) in deze zin: "De kat zit op de stoel."

1. kat & stoel
2. op
3. zit

3. Welk van de volgende is GEEN zelfstandig naamwoord?

1. Hond
2. School
3. Lopen
4. Willem

4. Welke van de volgende woorden is een zelfstandig naamwoord?

1. Koe
2. Boom
3. Lachen
4. Jolanda

5. Welke zin heeft twee zelfstandig naamwoorden?

1. De jongen speelt met een bal.
2. De zon schijnt fel.
3. Zij loopt naar school.

6. Wat zijn de ZNW(en) in de zin:
"Mijn boek ligt op de tafel."

1. mijn
2. boek & tafel
3. ligt

7. Wat zijn de ZNW(en) in de zin?
"De auto rijdt snel naar de winkel."

1. rijdt
2. snel
3. auto & winkel

8. Welk van deze woorden is een zelfstandig naamwoord?

1. Zitten
2. Huis
3. Hardlopen

9. Wat is het ZNW(en) in de zin: "De hond speelt met de bal."

1. hond & bal
2. speelt
3. met

10. Wat zijn de ZNW(en) in de zin;
"De meester schrijft iets op het bord."

1. Meester, schrijft
2. Meester, bord
3. Schrijft, bord

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Schrijf drie zelfstandig naamwoorden op

Hoe vonden jullie de les?
schrijf maar op.

Hoe was de les?

1. goed, de les was leerzaam
2. er tussen in, de les was een beetje moeilijk, of een beetje makkelijk
3. niet zo goed, de les was te moeilijk, te makkelijk