vragenuurtje supertoets

supertoets 
vragenuurtje
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

supertoets 
vragenuurtje

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

vragen supertoets

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Geneesmiddelen
3 verschillende groepen geneesmiddelen
-Vrije middelen
-UDA
-URA
-UDD

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vrije geneesmiddelen
middelen die in de vrije handel verkrijgbaar zijn.
-vitaminen en mineralen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

UDA
middelen zijn uitsluitend verkrijgbaar op recept bij de dierenarts
-Antibiotica, kalmeringsmiddelen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

URA
Te verkrijgen op recept bij een dierenarts of apotheek of boerenbond winkel. Dit middel mag wel door een eigenaar toegediend worden maar moet wel volgens recept zodat de dierenarts het gebruik in de gaten kan houden
-Wormmiddelen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

UDD
middelen die alleen door een dierenarts mogen worden toegediend en die een paardenhouder niet in zijn bezit mag hebben
Voorbeeld: vaccins,  spierverslappers

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Parasieten
Een parasiet is een organisme of een virus wat zich ten kosten van zijn gastheer onderhoudt, voortplant en verder leeft.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Parasieten
- Ectoparasieten 
(buiten het lichaam)

- Endoparasieten 
(binnen het lichaam

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Endoparasiet
Endoparasiet = parasieten die in het lichaam van een ander organisme leven.
 

Wormen maar ook parasieten als giardia

Verschillende typen wormen (soorten: rond/plat):
  • Spoelwormen
  • Lintwormen
  • Haakwormen
  • Zweepwormen
  • Hartwormen



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een endoparasiet?
A
Lintworm
B
Teek
C
Mug
D
Luis

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je zien wat dieren eten?
Het type gebit en de lengte van het verteringsstelsel heeft alles te maken met het eten.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Herbivoor
  • Een herbivoor is een planteneter
  • Herbivoren zijn meestal prooidieren en hebben hun 
    ogen aan de zijkant zitten. 
  • Planten hebben weinig voedingstoffen --> duurt lang om 
    te verteren. 
  • Ze moeten dus veel en lang eten. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Herbivoor
  • Herbivoren hebben snijtanden en plooikiezen. Snijtanden om de planten af te kunnen snijden en plooikiezen om de planten klein te raspen.  
  • Daarna gaat de voedselbrij naar de 
    maag en zorgt een hele lange darm 
    dat er zoveel mogelijk voedingsstoffen 
    uitgehaald worden. 
  • Ogen aan de zijkant

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Carnivoor
  • Een carnivoor is een vleeseter.
  • Het dier is helemaal gemaakt voor het vangen en doden van prooidieren. 
  • Eenmaal gevangen eet het dier het vlees, organen en soms botten om voedingstoffen binnen te krijgen. 
  • Vlees is makkelijk te verteren 
    en hierdoor zijn de darmen veel korter. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Carnivoor
  • Carnivoren hebben duidelijke hele grote hoektanden. 
    Hiermee kunnen ze hun prooi goed vastpakken.
  • Ze hebben speciale knipkiezen om het vlees en 
    botten af te scheuren en te knippen. 
  • Ogen naar voren gericht

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Omnivoor
  • Omnivoor is een dier dat planten en vlees eet.
  • Voordeel is dat het dier veel soorten dingen kan vinden om te eten. 
  • Ogen niet helemaal naar voor en niet 
    helemaal naar zijkant. Meer vlees eten 
    --> ogen meer naar voren gericht. 
  • Langere darm dan vleeseter, kortere 
    darm dan planteneter. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Omnivoor
  • Snijtanden zijn aanwezig, kleine of grote hoektanden en die kiezen zijn bedekt met knobbels, ookwel knobbelkiezen genoemd.  
  • Grote hoektanden zijn vaak ter verdediging 
    dan eten van vlees.
  • Die knobbels zijn voor het vermalen 
    van planten en vlees. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

planteneters
vleeseters
alleseters
planten
vlees
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen
planten en vlees

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen = bruikbare bestanddelen van de voeding
 
Onbruikbare middelen verlaten het lichaam als ontlasting

6 verschillende voedingsstoffen:

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke voedingsstof bevat de meeste energie per gram?
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Eiwitten
D
Water

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Water
Zit geen energie in
 
Wel het belangrijkste voederbestandsdeel

Een bouwsteen voor alle cellen

Transportmiddel voor voedingsstoffen en afvalstoffen

Oplosmiddel voor mineralen en vitamines

Lichaamstemperatuur op peil houden

Productie

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Eiwitten
Bouwstoffen van het lichaam (DNA, cellen en weefsel)
 
Voor de groei en productie

Zorgen voor energie

Opgebouwd uit aminozuren

DVE --> Darm verteerbaar eiwit (verteerbaar en opneembaar door de dunne darm)


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Essentiële aminozuren MOETEN in de voeding zitten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Water is o.a. belangrijk voor?
A
Het afgeven van energie
B
De opslag van voedingsstoffen
C
Regeling lichaamstemperatuur
D
Transport van voederbestanddelen en afvalstoffen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de functies van de voedingsstoffen? 
eiwitten
vetten
koolhydraten
mineralen
vitaminen
water
bouwstof en brandstof
brandstof
brandstof
bouwstof en beschermende stof
beschermende stof
bouwstof en transport

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de functie van ruwe eiwitten?
A
Bouwstof
B
Beschermende stof

Slide 27 - Quiz

(bijv. opbouw van spieren)
Een efficiënte energieleverancier is;
A
Ruwe celstof
B
Ruw vet

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Waaruit bestaat ruwe celstof
A
makkelijk verteerbare koolhydraten
B
moeilijk verteerbare koolhydraten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting - evaluatie
  • Hoe vonden jullie dat ik het heb gedaan? 
  • Tips/tops  

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat vond je van de uitleg, tip en top

Slide 31 - Open question

This item has no instructions