Vrijdag 5 maart

Vrijdag 5 maart
* Redactiesommen blz. 3
* Dictee 5 woorden
* Dobbelspel
* Rekenen 
* Taal actief
* Spelling dictee en werkwoordendictee
* Begrijpend lezen
   

1 / 18
next
Slide 1: Slide
vrijdag 22 januariBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vrijdag 5 maart
* Redactiesommen blz. 3
* Dictee 5 woorden
* Dobbelspel
* Rekenen 
* Taal actief
* Spelling dictee en werkwoordendictee
* Begrijpend lezen
   

Slide 1 - Slide

2. Op vakantie in Zwitserland loopt Juul met haar ouders in totaal 132 km in 12 dagen. Hoeveel kilometer liepen ze gemiddeld per dag?

Slide 2 - Open question

1. Laurien is met haar moeder aan het winkelen. Ze kopen een rokje van 27 euro, een vest van 37 euro en een paar schoenen van 18 euro. Ze hadden 20 briefjes van 10 euro bij zich. Hoeveel geld hebben zij over?

Slide 3 - Open question

4. Timmerman Colin maakt computermeubels. Voor ieder meubel heeft hij 25 schroeven nodig. Voor een bestelling moet hij er 35 maken. Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 4 - Open question

3. Bij een ijskraam kost een ijsje 0,50 eurocent. Meester Julius koopt voor 22 kinderen een ijsje. Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 5 - Open question

5. Een bakker maakt gevulde koeken. Hij maakt 120 zakken. In elke zak gaan 15 gevulde koeken. Hoeveel heeft hij er gemaakt?

Slide 6 - Open question

6. Een jurk kostte eerst 120 euro. Tessa krijgt 10 % korting. Hoeveel kost de jurk nu?

Slide 7 - Open question

Dictee via LessonUp
5 woorden

Slide 8 - Slide

Schrijf op:

Slide 9 - Open question

Schrijf op

Slide 10 - Open question

Schrijf op

Slide 11 - Open question

Schrijf op

Slide 12 - Open question

Schrijf op

Slide 13 - Open question

Dobbelen maar...

Slide 14 - Slide

Rekenen via Snappet
Blok B1 week 4 les 3:

Slide 15 - Slide

Taal thema 6 les 6





Ankerverhaal en themawoorden via Taal actief (bordboek)

Slide 16 - Slide

Bekakt: als je erg overdreven deftig praat.
Beschaafd: als je je goed gedraagt en netjes bent.
Bizar: een ander woord voor niet normaal.
De dwaas: iemand die rare dingen doet.
De eenzaamheid: je erg alleen voelen.
De leider: iemand die zegt wat er moet gebeuren.
De levensbehoefte: dat wat je nodig hebt om te leven, bijvoorbeeld eten.
Gênant: iets waar je je voor schaamt.
Iemand op het verkeerde been zetten: iemand iets laten denken wat niet waar is.
Negeren: net doen alsof iets of iemand er niet is.
Stille wateren hebben diepe gronden: mensen die maar weinig zeggen, denken vaak wel over veel dingen na.
Verzoeken: vragen of iemand iets wil doen.

Slide 17 - Slide

Evalueer iedere dag:

Wat heb je geleerd?
Hoe is het gegaan?
Wat zou je een volgende keer anders doen?

Dit is verplicht!!

Slide 18 - Slide