Argumenteren: tegenargument, weerlegging en verzwegen argument

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4,5

Argumenteren: tegenargument, weerlegging en verzwegen argument

Geef van het deel tussen / / aan of het een standpunt, argument, tegenargument of weerlegging is

'Shakira is een goede danseres.'
'Dat gedraai en gekonkel met die heupen stelt helemaal niks voor!'
/Je moet voor dat gedraai en gekonkel anders wel honderden uren trainen./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'True Blood is een geweldige serie.'

/Door al dat bloed en geknok vind ik het juist een slechte serie./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'Ik vind dat jij dat werkstuk goed gemaakt hebt.'

'Ik kreeg maar een acht.'

/Een acht is hoger dan gemiddeld./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'Koffie is goed voor de lijn. /Je krijgt er een vol gevoel van./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'Je moet niet gaan tennissen met dit weer in een korte broek. Dat is slecht voor je spieren.'
'Ik heb daar nooit last van en train dus wel in een korte broek.'
/Vorige week had je 's nachts last van kramp. Je had dus wel koude spieren./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'Je hebt het werkstuk verpest. Jouw deel was veel te kort.'

/Onzin. We hebben een acht gekregen./

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

/In de techniek is veel werkgelegenheid./

Daarom volgen nu meer mensen een technische studie.

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

/Kinderarbeid moet niet worden toegestaan/, dat is namelijk slecht voor de ontwikkeling van het kind.

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

'Ik vind het vreselijk om de kerstboom weer af te tuigen. /Het geeft zo veel rotzooi./
Zo ben ik vorig jaar wel drie uur bezig geweest.’

1. Standpunt
2. Argument
3. Tegenargument
4. Weerlegging

Verzwegen argument

Geef van de volgende zinnen het verzwegen argument.

Denk erom: het verzwegen argument schrijf je als volgt op.

Als... , dan...

Italia is een slechte pizzeria, want er werken geen Italianen.

Ina wil graag aandacht. Ze praat alleen maar over al haar vriendjes.

De politie staat wel erg vaak voor hun deur. Ze zullen wel crimineel zijn.

Sam is lui. Hij kijkt uren naar de tv.

Het is moeilijk om op vrijdagmiddag een plekje in de kroeg te bemachtigen. Veel mensen luiden hun weekend in door een biertje in de kroeg te drinken.

James wil graag sterker worden. Dan moet hij zijn spinazie maar opeten.

Op ItsLearning vind je meer oefenmateriaal.