Les 2

Hoofdstuk 9
Basis+ kader: Blz. 86
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 9
Basis+ kader: Blz. 86

Slide 1 - Slide

Doel:
- Je weet wat het meewerkend voorwerp is.

Slide 2 - Slide

1. Wat is de pv?
1. Harrie en Jan fietsen naar huis.

2. Morgen vertrekt Theo op zijn fiets naar Rome. 

Slide 3 - Slide

2. Onderwerp 
Onderwerp: wie of wat + PV

Slide 4 - Slide

3. Werkwoordelijk gezegde
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Slide

4. Lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp
Stappenplan meewerkend voorwerp

1
Persoonsvorm
Zin in een andere tijd zetten
2
Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
3
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin 

4
Lijdend voorwerp
Wie + gezegde + onderwerp
5
Meewerkend voorwerp
Aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen

A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heeft de docent jou een voldoende gegeven?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Maken:
Basis+ kader: Opdracht 1 t/m 10
Mavo: Opdracht 5 t/m 11

Slide 11 - Slide

Mavo:
- Je weet wat het naamwoordelijk gezegde is.
- Je weet wat koppelwerkwoorden zijn.

Slide 12 - Slide